ECLI:NL:RBDHA:2018:10132
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende bekendmaking van belastingaanslag en verzuimboete
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. De eiser had een ambtshalve aanslag ontvangen, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van deze aanslag omdat deze naar een oud adres was gestuurd. De inspecteur had het bezwaar van de eiser tegen de aanslag en de boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De eiser voerde aan dat hij pas na ontvangst van een dwangbevel op de hoogte was geraakt van de aanslag en dat hij de digitale berichtenbox pas na ontvangst van het verweerschrift had geactiveerd. De rechtbank oordeelde dat de aanslag niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, omdat deze niet naar het juiste adres was verzonden. Hierdoor was het bezwaar van de eiser ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en vernietigde zowel de uitspraak op bezwaar als de boete. De rechtbank oordeelde dat de boete niet terecht was opgelegd, omdat de eiser niet op de juiste wijze was uitgenodigd om aangifte te doen. De rechtbank droeg de verweerder op het betaalde griffierecht aan de eiser te vergoeden.