In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en de Staat der Nederlanden, waarbij eiseres vorderde het executoriaal beslag op haar auto, een Audi A3, op te heffen. De Staat had het beslag gelegd in het kader van een ontnemingsmaatregel die was opgelegd aan [gedaagde sub 2]. Eiseres stelde dat de auto haar eigendom was en dat het beslag onrechtmatig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de Audi A3 in eigendom heeft, onder andere door aan te tonen dat zij de auto heeft gekocht en gefinancierd met eigen middelen en een doorlopend krediet. De Staat had zich beroepen op verklaringen van de verkoper van de auto en op het feit dat [gedaagde sub 2] meerdere keren in de auto was gezien, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om te concluderen dat [gedaagde sub 2] de feitelijke eigenaar was. De voorzieningenrechter heeft daarom het beslag opgeheven en de Staat bevolen de auto aan eiseres af te geven, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.