Tussen partijen is in geschil of sprake is van onherstelbaar verstoorde arbeidsverhoudingen. Eiser stelt dat, hoewel er sprake was van spanningen tussen hem en zijn leidinggevende, daarvan geen sprake is. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat daarvan wel sprake is, niet alleen tussen eiser en zijn leidinggevende, maar ook - zoals ter zitting is gesteld - tussen eiser en zijn collega’s.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het verslag van de op 3 november 2014 en 9 december 2014 met eiser gevoerde functioneringsgesprekken blijkt dat zich op diverse vlakken problemen aftekenden.
Door de introductie van het NW heeft eiser moeite met het vinden van een prikkelarme werkplek. Eiser wijkt daardoor vaak uit naar andere etages, hetgeen wordt ervaren als afzondering en niet ten goede komt aan de samenwerking binnen het team. Het eindproduct van de werkzaamheden van eiser is goed. Eiser heeft een bepaalde manier van werken (volgt zeer strikt werkinstructies), maar kan geen balans vinden tussen procedureel en minder procedureel en gaat daar te vaak over in discussie. Het werken als teamlid gaat slechter en de rechtstreekse contacten met collega’s dreigen soms te escaleren, maar men gaat een gesprek eerder uit de weg dan dat het collegiaal wordt opgelost. De houding van eiser is pas in 2014 gaan veranderen, wat wellicht (mede) kan zijn veroorzaakt door alle veranderingen binnen het [organisatie] en specifiek de ICT afdeling. Afgesproken wordt dat [persoon 2] in 2015 een sessie gaat faciliteren om de samenwerking te verbeteren.
Uit de daarna met eiser gevoerde (coachings)gesprekken (vermeld bij 1.3 en 1.4) blijkt dat binnen het [organisatie] steeds meer via de scrum-methode gewerkt wordt (snelheid van handelen en niet te gedetailleerd werken), hetgeen op gespannen voet staat met de werkwijze van eiser, en dat de communicatie tussen eiser en zijn leidinggevende ernstig is verslechterd. [persoon 2] heeft in haar e-mail van 22 februari 2016 aangegeven dat over en weer verwijten zijn gemaakt en dat zij tot de conclusie is gekomen dat het traject met eiser niet gaat werken. Zij heeft het gevoel niet vooruit te komen en “hier zelf op leeg te lopen”. Bij het met eiser gevoerde coachingsgesprek op 18 maart 2016 heeft [persoon 2] te kennen gegeven dat onder meer met haar leidinggevende is afgesproken dat het traject de komende tijd nog wordt voortgezet. Tijdens dit gesprek heeft eiser op verzoek van de coach zijn idee van de ideale leidinggevende geschetst, zijnde iemand die sturing geeft op basis van gezag en niet op basis van macht, en met kennis van het vakgebied. Niet in geschil is dat eiser in dit kader het woord ‘feodaal’ heeft gebruikt. Voorts heeft eiser te kennen gegeven dat de samenwerking met de collega’s niet goed is en nu zijn eigen weg te willen volgen. Een volgend gesprek zou over ongeveer vier weken plaatsvinden. Bij het gesprek op
23 april 2016 is eiser medegedeeld dat een ontslagprocedure zal worden opgestart, omdat geen verbetering wordt waargenomen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het Hoofd ICT die beslissing heeft genomen vanwege eisers houding en uitspraken richting zijn leidinggevende, waarbij eiser vooral het gebruik van het woord ‘feodaal’ wordt aangerekend. Het advies van [bureau X] is niet meer afgewacht.
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken weliswaar blijkt dat de samenwerking met de collega’s niet goed was, maar dat er geen onderbouwing is dat sprake is van duurzaam verstoorde arbeidsverhoudingen tussen eiser en zijn collega’s. In de stukken zijn geen aanknopingspunten te vinden dat ook sprake is geweest van samenwerkingsproblemen met de vorige leidinggevende van eiser, zoals [persoon 2] ter zitting heeft gesteld. Wel is sprake van verstoorde arbeidsverhoudingen met [persoon 2] . In dit kader is van belang dat eiser weliswaar het woord ‘feodaal’ heeft gebruikt, maar dit dient te worden bezien in het kader van de vraag van de coach wat voor eiser de ideale leidinggevende zou zijn. Derhalve kan hieraan niet de door verweerder gehechte waarde worden toegekend. Het kan niet zonder meer worden gezien als beschuldiging van eiser richting [persoon 2] . Dit neemt niet weg dat anderszins is gebleken dat de communicatie en de samenwerking tussen eiser en [persoon 2] ernstig is verstoord. Gelet op het rapport van [bureau X] (zie bij 1.5) zou mediation en aanpassing van de werkomstandigheden uitkomst kunnen bieden, maar uit de stukken en ter zitting is gebleken dat [persoon 2] en verweerder geen gevolg willen geven aan het rapport van [bureau X] en ook overigens niet meer met eiser in gesprek willen gaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van duurzaam verstoorde arbeidsverhoudingen.
Verweerder heeft eiser bij het gesprek op 23 april 2016 ondersteuning aangeboden bij het vinden van ander werk, indien eiser dit zou wensen. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat niet meer is geprobeerd eiser te bemiddelen naar een andere functie, omdat er een probleem was in de verhouding met de leidinggevende en dit probleem zich hoogstwaarschijnlijk overal zal voordoen.
De rechtbank overweegt, daargelaten het standpunt van verweerder in dit kader, dat eiser sinds zijn opname in het ziekenhuis in de nacht van 15 op 16 juni 2016 arbeidsongeschikt is wegens ziekte en dat deze arbeidsongeschiktheid ten tijde van de zitting nog voortduurde. Hieruit volgt dat een herplaatsingsonderzoek, intern dan wel extern, geen reële optie was.