ECLI:NL:RBDHA:2017:8529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging voorlopig verblijf op basis van niet aangetoonde familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Syrische vrouw, had een aanvraag ingediend voor een mvv met als doel verblijf bij haar echtgenoot in Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat zij gehuwd was met de referent en er geen feitelijke gezinsband kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden had gebaseerd op het advies van Bureau Documenten, dat de overgelegde documenten vals had bevonden. Eiseres had geen contra-expertise ingediend om de echtheid van de documenten te betwisten. De rechtbank concludeerde dat er geen duurzame en exclusieve relatie was aangetoond, aangezien eiseres en referent niet samenwoonden en er geen wederzijdse afhankelijkheid was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris niet in strijd met de hoorplicht had gehandeld, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een feitelijke gezinsband en de noodzaak van originele documenten in dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/8536

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ bij de heer [persoon] (referent) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 6 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2017.
Eiseres niet verschenen. De man van eiseres, de heer [persoon] , is verschenen tezamen met de gemachtigde van eiser. Ook is verschenen de heer A. Fawzy, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1997 en de Syrische nationaliteit te hebben.
Op 31 januari 2016 is aan referent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 28, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Op 24 februari 2016 heeft referent ten behoeve van eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een mvv met als verblijfsdoel ‘verblijf familie- of gezinslid’ bij referent in het kader van nareis. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
3. Verweerder heeft aan de afwijzing het volgende – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd. De aanvraag is afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat zij is gehuwd met referent en omdat geen sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent. Van een duurzame en exclusieve relatie is niet gebleken.
4. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft in beroep het volgende – samengevat weergegeven – aangevoerd. Voor de vals-bevonden documenten heeft eiseres een reden die geen verschoonbare omstandigheid oplevert. Dit ontslaat verweerder niet van de plicht om opnieuw onderzoek te doen naar de nieuwe documenten in bezwaar. Verweerder heeft deze documenten ten onrechte niet voorgelegd ter onderzoek. Verder heeft het Team Onderzoek en Expertise vermeld dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk al dan niet juist is. Referent was voor zijn aankomst al gehuwd met eiseres. Indien geen sprake is van een huwelijksrelatie tussen referent en eiseres dan was er in ieder geval sprake van een partnerschap-relatie die gelijk te stellen is met een huwelijk. Eiseres en referent hadden een exclusieve relatie met wederzijdse verzorging en afhankelijkheid. Vanwege asielrechtelijke problemen konden eiseres en referent niet samenwonen. Eiseres doet een beroep op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:455). De aanvullende eis dat echtgenoten aannemelijk moeten maken dat er buiten Nederland al sprake is geweest van samenwoning – of als er geen sprake was van samenwoning dat daarvoor een aannemelijke verklaring moet worden gegeven – om in aanmerking te komen voor nareis als in paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), mag niet langer worden gesteld. Voorts is verweerder ten onrechte voorbij gegaan aan de hoorplicht.
5. Ingevolge artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de echtgenoot van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.
Ingevolge het vierde lid van artikel 29, van de Vw 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, van de Vw 2000, eveneens worden verleend aan een gezinslid als bedoeld in het tweede lid, dat slechts niet uiterlijk binnen drie maanden is nagereisd nadat aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, van de Vw 2000 is verleend, indien binnen die drie maanden door of ten behoeve van dat gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf is aangevraagd.
Blijkens paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover van belang, verleent verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000, als de echtgenoot of partner vóór binnenkomst van de hoofdpersoon in Nederland feitelijk tot zijn gezin heeft behoord en die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De hoofdpersoon onderbouwt dit met documenten. De hoofdpersoon moet aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen verstrekken over het feitelijk behoren tot zijn gezin als de hoofdpersoon de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen.
Een traditioneel huwelijk dat buiten Nederland is gesloten is geen naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk. De IND beschouwt een traditioneel huwelijk dat buiten Nederland is gesloten als een partnerschapsrelatie, mits sprake is van een duurzame, exclusieve relatie.
Paragraaf C1/4.4.6 van de Vc 2000 luidt als volgt.
De vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw of het gezinslid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, moet de gestelde familierelatie aantonen door het overleggen van:
• een geldig document voor grensoverschrijding dat de identiteit van de vreemdeling aantoont;
• indien van toepassing, een document dat het bestaan van een geldig huwelijk aantoont;
• indien van toepassing, een document dat zowel het partnerschap als het samenwonen in het land van herkomst aantoont; en
• indien van toepassing, een document dat de familierechtelijke relatie tussen het minderjarige kind en de ouder aantoont.
Als de vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw of het gezinslid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, een of meerdere van de hierboven genoemde documenten niet kan overleggen, moet hij of het gezinslid aannemelijk maken dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen.
Als de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, moet de vreemdeling zijn identiteit en de gestelde familierelatie op een andere wijze aannemelijk maken
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat voormelde termijn van drie maanden is veiliggesteld door de op 24 februari 2016 ingediende aanvraag tot het verlenen van een mvv nareis.
6.2
De rechtbank overweegt allereerst dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4820) volgt dat het standpunt van verweerder over de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst feitelijk tot het gezin van de hoofdpersoon heeft behoord, terughoudend dient te worden getoetst. Bij de beoordeling of de vreemdeling feitelijk behoort tot het gezin van de hoofdpersoon dient de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst als uitgangspunt te worden genomen.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres haar relatie, de feitelijke gezinsband, niet aannemelijk heeft gemaakt.
6.4
Verweerder heeft daartoe niet ten onrechte overwogen dat eiseres geen documenten heeft overgelegd om haar familierechtelijke relatie aan te tonen. De door eiseres overgelegde documenten, te weten een afschrift van haar gezinsuittreksel en een afschrift van haar huwelijksbevestiging, zijn door Team Onderzoek en Expertise Documenten op 28 juli 2016 vals bevonden. De documenten zijn niet bevoegd opgemaakt en afgegeven.
6.5
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2116) is een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris moet zich er, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK8644), indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Indien het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, kan de desbetreffende verzoeker de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
6.6
Het onderzoek van Bureau Documenten is voldoende inzichtelijk. Nu ter zitting door eiseres is aangegeven dat geen contra-expertise van een deskundige is ingebracht omdat zij onderkent dat de documenten mogelijk vals zijn ingebracht, heeft verweerder het onderzoeksresultaat ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom in dit geval de feitelijke gezinsband niet is aangetoond. De enkele betwisting van eiseres dat deze huwelijksakte niet echt zou zijn en de stelling van eiseres dat te goeder trouw gebruik is gemaakt van een tussenpersoon, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen nu dit standpunt niet verder is onderbouwd. Verweerder heeft de stukken die eiser in bezwaar heeft overgelegd op goede gronden niet meegenomen in zijn besluitvorming, nu deze stukken geen originele documenten bevatten maar kopieën en de stukken daarnaast van een latere datum zijn.
6.7
Verweerder heeft vervolgens op goede gronden overwogen dat eiseres evenmin door middel van verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie met referent. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres en referent niet hebben samengewoond en of een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Ook na de gestelde huwelijksvoltrekking is geen sprake geweest van samenwoning. Verweerder heeft daarnaast bij het besluit mogen betrekken dat eiseres bij haar ouders is blijven wonen na de huwelijksvoltrekking. Verweerder heeft relevant mogen achten dat eiseres, noch referent, aanwezig was bij de gestelde huwelijksvoltrekking en de ouders van eiseres de relatie hebben geïnitieerd. Dat het paspoort van referent niet lang genoeg geldig was en dat het voor eiseres financieel onmogelijk was om naar Turkije te reizen maakt dit niet anders. Verweerder heeft voor het vaststellen dat geen sprake is van wederzijdse afhankelijkheid, relevant kunnen vinden dat eiseres en referent elkaar niet meer hebben gezien sinds het vertrek van referent eind 2013 uit Syrië, dat zij in de tussenliggende periode alleen telefonisch contact hebben gehad en dat niet is gebleken dat zij elkaar financieel hebben ondersteund. Dat eiseres dagelijks telefonisch contact heeft met referent en dat zij plannen maken voor de toekomst, is onvoldoende om te kunnen spreken van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent waarvoor het nareisbeleid is bedoeld. Voorts hebben referent en eiseres in het eerste gehoor tegenstrijdig verklaard over hoe zij elkaar hebben leren kennen.
6.8
Het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:455) kan niet slagen, omdat deze uitspraak ziet op een andere situatie.
In die uitspraak is overwogen dat de Gezinsherenigingsrichtlijn geen ruimte biedt voor het vereiste dat de vreemdeling en referente daadwerkelijk moeten hebben samengewoond. In voornoemde situatie heeft de staatssecretaris ter zitting uitdrukkelijk onderkend dat niet in geschil is dat de vreemdeling en referente, voordat zij Nederland is ingereisd, al waren gehuwd en aldus sprake was van een juridische gezinsband. Daarom is naar het oordeel van de Afdeling voldaan aan de vereisten voort toepassing van Hoofdstuk V van de Gezinsherenigingsrichtlijn. In de hier voorliggende zaak is geen sprake van een juridische gezinsband. Beoordeeld dient te worden of sprake is van een duurzame en exclusieve relatie op basis van het samenstel van omstandigheden, waarvan samenwoning er één van is.
6.9
De rechtbank is van oordeel dat nu verweerder op grond van de omstandigheden bekend uit het dossier kon concluderen dat geen sprake was van een feitelijke gezinsband, er geen verplichting was om de stukken die zijn opgemaakt nadat het primaire besluit was opgemaakt te onderzoeken.
6.1
Met betrekking tot de grond van eiseres dat zij niet in de bezwaarfase is gehoord, overweegt de rechtbank het volgende. De vraag of in de bezwaarfase al dan niet een hoorplicht bestaat wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3, van de Awb zich voordoet. De rechtbank is, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift bezien in samenhang met hetgeen eiseres in eerste instantie heeft aangevoerd en hetgeen in de primaire beslissing daaromtrent is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen van eiseres kon worden afgezien. De beroepsgrond faalt derhalve.
7. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv.
8. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Verwilligen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.