ECLI:NL:RBDHA:2017:8529
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging voorlopig verblijf op basis van niet aangetoonde familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Syrische vrouw, had een aanvraag ingediend voor een mvv met als doel verblijf bij haar echtgenoot in Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat zij gehuwd was met de referent en er geen feitelijke gezinsband kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden had gebaseerd op het advies van Bureau Documenten, dat de overgelegde documenten vals had bevonden. Eiseres had geen contra-expertise ingediend om de echtheid van de documenten te betwisten. De rechtbank concludeerde dat er geen duurzame en exclusieve relatie was aangetoond, aangezien eiseres en referent niet samenwoonden en er geen wederzijdse afhankelijkheid was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris niet in strijd met de hoorplicht had gehandeld, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een feitelijke gezinsband en de noodzaak van originele documenten in dergelijke procedures.