ECLI:NL:RBDHA:2017:8343
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking van een kort geding door eiser
In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage op 27 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Ö. Arslan, heeft zijn vordering tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2017 ingetrokken. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.M.C.P. Maarhuis, heeft hierna verzocht om een beslissing over de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tijdig, binnen de termijn van veertien dagen na de mondelinge behandeling, om een proceskostenveroordeling heeft verzocht. De kantonrechter heeft daarbij de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad in acht genomen, waarin is geoordeeld dat de aanhangigheid van het kort geding niet vervalt indien de gedaagde tijdig een verzoek indient om een beslissing over de proceskosten. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een gezamenlijke doorhaling van de zaak, aangezien de eiser eenzijdig zijn vordering heeft ingetrokken zonder instemming van de gedaagde. Gelet op deze overwegingen heeft de kantonrechter besloten dat de eiser als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 400,-, te vermeerderen met eventuele BTW. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.