ECLI:NL:RBDHA:2017:8307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergrijpboete opgelegd aan belastingplichtige wegens grove schuld bij aangifte

In deze zaak gaat het om een vergrijpboete van 25% die aan eiser is opgelegd door de Belastingdienst. Eiser had zijn aangifte laten indienen door een adviseur, die ten onrechte panden als ondernemingsvermogen had aangemerkt en geen bijtelling voor privégebruik van een auto had toegepast. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser grove schuld heeft gehad in de zaak. Eiser mocht vertrouwen op zijn adviseur en hoefde zich niet te verdiepen in de inhoudelijke aspecten van de belastingregelingen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de boete en veroordeelt de Belastingdienst in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990. De uitspraak is gedaan op 20 juli 2017 en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/1179

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser(gemachtigde: P.R. Autar),

en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 6 januari 2017 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2012 opgelegde vergrijpboete van € 10.614.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.J.B. Guiljam en [persoon A].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boete;
- vernietigt de boete en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiser dreef in 2012 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak met de naam [naam eenmanszaak]. De financiële administratie en de aangiften werden verzorgd door [adviseur] (hierna: de adviseur).
2. Sinds 2005 was eiser in het bezit van de panden [adres 1], [adres 2] en [adres 3]. De eerste twee panden heeft hij in 2012 verkocht met € 77.574 verlies (hierna: het verkoopverlies). Voor [adres 1] heeft eiser in aangiften met betrekking tot de voorliggende jaren aftrek eigen woning geclaimd. De drie panden zijn vóór het jaar 2012 niet als ondernemingsvermogen in de aangiften verwerkt.
3. In de aangifte IB/PVV 2012 zijn het verkoopverlies, kosten met betrekking tot de voornoemde panden en een buitengewone last ten aanzien van een naar privé overgebrachte auto van € 10.353 ten laste van de winst gebracht. Er is geen bijtelling privégebruik auto toegepast.
4. Met dagtekening 16 mei 2014 is aan eiser een aanslag IB/PVV 2012 opgelegd conform de aangifte.
5. Naar aanleiding van een boekenonderzoek, waarin onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 is gecontroleerd, is op 6 augustus 2016 een navorderingsaanslag opgelegd met de onderhavige vergrijpboete wegens grove schuld van 25%.
6. In geschil is de opgelegde vergrijpboete. Verweerder stelt dat de boete moet worden verminderd naar € 8.026 omdat ter zake van de overbrenging van de auto naar privé geen sprake is van grove schuld.
7. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 1 december 2006, nr. 40369, ECLI:NL:HR:2006:AU7741, heeft overwogen, kan de omstandigheid dat de belastingplichtige een adviseur heeft ingeschakeld, aan wie grove schuld kan worden verweten, samengaan met de mogelijkheid dat bij de belastingplichtige zelf grove schuld aanwezig is geweest. In dat verband kan van belang zijn of de belastingplichtige de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de keuze van zijn adviseur en bij de samenwerking met die adviseur (vgl. Hoge Raad 1 december 2006, nr. 40369, ECLI:NL:HR:2006:AU7741). Indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefte te twijfelen, is er geen aanleiding tot het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept (vgl. Hoge Raad 13 februari 2009, nr. 07/12891, ECLI:NL:HR:2009:BH2586).
8. De adviseur heeft de aangifte IB/PVV 2012 namens eiser ingediend. Eiser heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat hij daarbij afging op zijn adviseur. Volgens die adviseur behoorden alle panden van eiser als makelaar tot zijn ondernemingsvermogen. Voorts heeft eiser van zijn boekhouder begrepen dat er geen bijtelling gold zolang hij onder de 500 kilometer bleef. Dat er strenge eisen aan de kilometerregistratie worden gesteld was hem niet bekend. De adviseur heeft geen opmerkingen gemaakt over de stukken die eiser bij hem heeft ingeleverd.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiser dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. De adviseur heeft ten onrechte panden aangemerkt als ondernemingsvermogen en heeft geen bijtelling toegepast. Dit kan eiser echter (gelet op de onder 9 opgenomen jurisprudentie) niet worden verweten; hij mocht vertrouwen op zijn adviseur en behoefde zich, anders dan verweerder stelt, zich niet in de inhoudelijke aspecten van ondernemingsvermogen/privévermogen en de regeling inzake de bijtelling privégebruik auto te verdiepen.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond verklaard.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1). Voor kostenvergoeding voor de bezwaarfase is geen plaats aangezien niet (zoals voorgeschreven in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht) vóór het doen van uitspraak op bezwaar om kostenvergoeding is verzocht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van F.J. Crabbendam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.