ECLI:NL:RBDHA:2017:8107
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag schenkbelasting en de toepassing van de inkeerregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over een opgelegde aanslag in het recht van schenking. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.A. Evertsz, had een aanslag ontvangen die voortvloeide uit een schenking die in 1991 door zijn ouders was gedaan. Eiser had eerder gebruik gemaakt van de inkeerregeling om zijn buitenlandse vermogen aan te geven, maar de Belastingdienst legde desondanks een aanslag op voor de schenkbelasting, omdat er geen aangifte was gedaan voor de schenking.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag terecht was opgelegd, ondanks het verweer van eiser dat de aanslag in strijd was met de vaststellingsovereenkomst die hij had gesloten met de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst enkel betrekking had op de navordering van inkomstenbelasting en niet op de schenkbelasting. Eiser voerde ook aan dat de aanslag in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van verjaringstermijnen en dat de aanslag niet in strijd was met artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de aanslag. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig aangifte te doen van schenkingen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.