Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
“de voorzitter van het gerechtshof, de rechtbank, of betreft het een vonnis van de kantonrechter, deze”genoemd. Na een wetswijziging wordt sinds 1 januari 2002 verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank of het gerechtshof. Uit de wetgeschiedenis bij deze wetswijziging kan echter niet worden afgeleid dat de wetgever een inhoudelijke verandering in de competentie tot stand heeft willen brengen. De mogelijkheid om een verzoek te doen bij deze voorzieningenrechter is bovendien geplaatst in Sv en het past in het systeem van die wet. De voorzieningenrechter moet op grond van artikel 557 lid 3 Sv een voorlopig antwoord geven op de vraag of het rechtsmiddel van hoger beroep of cassatie open staat, of het tijdig is ingesteld en of een eventuele termijnoverschrijding verschoonbaar is. Deze vragen worden beheerst door de bepalingen in Sv en de daarop betrekking hebbende jurisprudentie van de strafrechter. De aard van het geschil rechtvaardigt dan ook behandeling door de strafrechter (vgl. rechtbank Breda, 5 juli 2011 (
ECLI:NL:RBBRE:2011:3679), gerechtshof Den Haag, 10 september 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:2958) en rechtbank Den Haag, 28 november 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:16529)). Gesteld noch gebleken is dat het verzoek op grond van artikel 557 lid 3 Sv door de strafrechtelijke voorzieningenrechter (voorzitter van de strafkamer) niet even snel behandeld kan worden als door de voorzieningenrechter in kort geding.