ECLI:NL:GHDHA:2014:2958
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- M. Dulek-Schermers
- A. Welbedacht
- J. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gerechtshof Den Haag in verzoekschrift op grond van artikel 557 WvSv
Op 10 september 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op grond van artikel 557, derde lid, sub 2, van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocate mr. L. den Ouden, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2014, waarin de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand was toegewezen. De verdediging stelde dat de verzoeker ten tijde van de zitting in een psychose verkeerde en dat zijn aanwezigheidsrecht was geschonden doordat de rechtbank het verzoek om aanhouding had afgewezen. Het hof diende te beoordelen of het bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen, waarbij het de vraag stelde of de voorzieningenrechter van het hof of die van de rechtbank bevoegd was. Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter van de rechtbank bevoegd was, aangezien het ging om de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank. Het hof verklaarde zich derhalve onbevoegd om het verzoek in behandeling te nemen. De advocaat-generaal had tijdens de behandeling in raadkamer aangegeven dat er mogelijk sprake was van een bijzondere situatie, maar het hof oordeelde dat verzoeker thans geen belang meer had bij het verkrijgen van een voorlopige voorziening. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.