3.3De rechtbank stelt vast dat uit de medische stukken van 15 en 17 maart 2017, van 6 januari 2017 en van 4 mei 2017 blijkt dat de aanwezigheid van eiseres 1 een positieve uitwerking heeft op het psychisch welzijn van haar moeder, waardoor haar moeder beter functioneert en haar medische behandeling effectiever verloopt. Ook blijkt uit de stukken dat de psychische klachten zijn ontstaan en, ondanks psychiatrische behandeling, elf jaar hebben voortgeduurd vanwege het feit dat haar dochter in Afghanistan is achtergebleven en dat ze weer opleeft nu haar dochter bij haar in de buurt is. Opgemerkt wordt dat als zij weer zal worden gescheiden van haar dochter, zij zal terugvallen in het lethargische beeld en depressieve klachten. De behandelend psychiater concludeert in de psychiatrische beoordeling van 17 maart 2017 als volgt: “Het is zeer waarschijnlijk dat patiënte, als zij wederom wordt gescheiden van haar dochter, weer zal terugvallen in het lethargische beeld dat de chronische stress en depressieve klachten veroorzaakten de afgelopen jaren. Het is in het belang van de gezondheid van patiënte, dat zij in de nabijheid van dochter zal verblijven”. De huisarts van de moeder van eiseres 1 geeft bij schrijven van 4 mei 2017, samengevat, aan dat de moeder, nadat zij weer contact met eiseres 1 heeft gekregen, de hartoperatie aandurfde en thans in een revalidatietraject zit. Deze behandeling zal zeer waarschijnlijk negatief worden beïnvloed, door de terugval in somberheid als gevolg van de scheiding met eiseres 1. De scheiding van eiseres 1 en haar moeder zal negatieve consequenties hebben voor de lichamelijke en psychische gezondheid van de moeder van eiseres 1. De huisarts onderschrijft de conclusie van de psychiater van de moeder.De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde stukken weliswaar niet blijkt dat de moeder van eiseres 1 voor haar zorg afhankelijk is van concrete (fysieke) hulp van eiseres 1 zelf, maar dat verweerder door dit standpunt in te nemen, niet heeft onderkend dat volgens de beoordeling van de psychiater en de huisarts juist de aanwezigheid van eiseres 1 als zodanig zeer waarschijnlijk noodzakelijk is voor het slagen van de benodigde behandelingen van de moeder van eiseres 1. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3145), waarin de Afdeling in een soortgelijke zaak tot dezelfde conclusie is gekomen. Gelet op de informatie van de psychiater had het op de weg van verweerder gelegen nader te onderzoeken of daarin een afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres 1 en haar moeder is gelegen.Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet, zonder advies te vragen van het Bureau Medisch Advisering (BMA), in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en haar moeder een afhankelijkheidsrelatie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening bestaat. Reeds hierom is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. De overige gronden van beroep behoeven geen bespreking meer. 4. Nu het besluit van eiseres 1 geen stand kan houden, kunnen, gelet op de omstandigheid dat de aanvragen van eiser en eiseres 2 volledig afhankelijk zijn van de aanvraag van eiseres 1, deze besluiten evenmin stand houden.
5. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren. De bestreden besluiten zijn in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen.
6. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen en verweerder opdragen nieuwe besluiten te nemen.
7. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 990,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, moet verweerder op grond van 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten vergoeden aan de rechtsbijstandverlener van eisers.
Verzoeken om een voorlopige voorziening8. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
9. Nu in de hoofdzaken wordt beslist, is aan de verzoeken het belang komen te ontvallen, zodat deze reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komen. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om een voorlopige voorziening afwijzen.
10. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 495,- (1 punt voor de voorlopige voorziening, wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten vergoeden aan de rechtsbijstandverlener van eisers.