5.5De rechtbank maakt uit het schrijven van de behandelaars en de huisarts, alsmede uit de inhoud van de brief van 29 februari 2016 van [naam 3] , op dat de aanwezigheid van eiser en de aandacht van eiser voor zijn broer van wezenlijk belang wordt geacht voor het psychisch welzijn van eisers broer. De verpleegkundige en de psychiater noteren in hun schrijven dat er sprake is van een wankel evenwicht bij de broer en de huisarts geeft aan dat met het vertrek van eiser ook de laatste levensinhoud voor de broer zou verdwijnen. Zowel de behandelaars als de huisarts noemen de suïcide kans die een vertrek van eiser kan meebrengen. Gezien deze bevindingen over de situatie van eisers broer, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid aan de belangen van eisers broer en de aanwezigheid van eiser in Nederland geen zwaar gewicht heeft toegekend. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom in deze zaak geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden als bedoeld in het onder 5.2 genoemde beleid van verweerder. Verweerder heeft ter zitting ook niet kunnen toelichten onder welke omstandigheden er wel bijzondere, individuele omstandigheden zijn of worden aangenomen. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in deze zaak zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser van een onevenredige hardheid getuigt en daarom onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om op grond van artikel 17, eerste lid, van de Verordening het asielverzoek van eiser in Nederland te behandelen.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden tot vier weken nadat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,-- (1 punt voor het instellen van beroep, 1 punt voor het indienen van het verzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,--, en een wegingsfactor 1).
Beslissing
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/4590,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit.
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/4592,
- wijst het verzoek af.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.488,-- (zegge: veertienhonderdachtentachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2016.
De griffier is verhinderd te tekenen
De rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.