ECLI:NL:RBDHA:2017:759
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke beoordeling van de tegenprestatie bij vervreemding van een aanmerkelijk belang binnen de familiesfeer
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde drs. J.A. Louwers RB, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011. De inspecteur van de Belastingdienst had het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang van eiseres verhoogd met een aanzienlijk bedrag, omdat de door eiseres aangegeven tegenprestatie bij vervreemding van haar aanmerkelijk belang in V. BV lager was dan de overeengekomen verkoopprijs. Eiseres stelde dat de tegenprestatie € 298.560 bedroeg, terwijl de verkoopprijs € 1.202.328 was. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet geslaagd was in haar bewijslast om aan te tonen dat de lagere waarde moest worden gehanteerd. De rechtbank overwoog dat de verkoopprijs als zakelijk kon worden beschouwd, gezien het eigen vermogen van de vennootschap en de prestaties van de onderneming ten tijde van de verkoop. Eiseres had geen deugdelijke onderbouwing voor haar stelling dat de verkoopprijs moest worden verlaagd, en de rechtbank verwierp ook haar beroep op artikel 4.22 Wet IB 2001, omdat de omstandigheden van de verkoop niet voldoende waren om de waarde van de vordering te verlagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.