In deze zaak heeft eiseres, een Chinese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar herhaalde asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 23 juni 2017 uitspraak gedaan. Eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar haar aanvragen werden afgewezen omdat zij haar identiteit en nationaliteit niet aannemelijk kon maken. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 juni 2017 gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de overgelegde documenten niet als nieuwe elementen konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de documenten authentiek waren, en dat zij niet had voldaan aan de bewijslast om de authenticiteit van de documenten aan te tonen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat het aan de vreemdeling is om de authenticiteit van documenten aan te tonen.
Eiseres had in haar derde aanvraag documenten overgelegd ter ondersteuning van haar claim, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet als nieuw bewijs konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die de herhaalde asielaanvraag ontvankelijk zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde het eerder opgelegde inreisverbod.