Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 juli 2016;
- de akte overlegging producties en aanvulling gronden van de zijde van Westland Infra;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de akte overlegging producties en uitlaten ten behoeve van de comparitie van de zijde van Westland Infra;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 9 mei 2017.
2.De feiten
€ 1.860,00
€ 2.798,36
€ 2.890,00
€ 1.500,00
3.Het geschil
- tot betaling van een bedrag van € 50.989,42, bestaande uit een bedrag van € 48.417,01 aan hoofdsom, een bedrag van € 1.072,41 aan verschenen wettelijke rente en een bedrag van € 1.500 aan kosten voor de vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en voor het verhaal van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- in de proceskosten.
4.De beoordeling
World Online). Daarmee is het dus in eerste instantie aan Westland Infra om feiten en omstandigheden te stellen die het oordeel kunnen dragen dat zij de gestelde schade heeft geleden. Zo nodig zal zij die stellingen ook dienen te bewijzen, maar eerst indien en voor zover De Vliet die stellingen voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Dit laat onverlet dat de rechter op grond van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek (BW) bevoegd (en gehouden) is de schade te begroten op de wijze die het meest in overeenstemming is met de aard daarvan en deze te schatten indien de omvang daarvan niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand dient te worden gebracht waarin hij had verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Aan de hand van deze uitgangspunten zal de rechtbank elk van de door Westland Infra gestelde schadeposten afzonderlijk beoordelen.
medezijn genomen
met het oog opvoorkoming of beperking van de verwachte schade van een zodanige onrechtmatige daad. Daarbij is, aldus de Hoge Raad, niet van belang of die maatregelen ook zouden zijn genomen indien geen sprake was geweest van een zodanige onrechtmatige daad. Dit arrest is in lijn met de geldende jurisprudentie over reservemateriaal: een evenredig deel van de kosten van het aanhouden van reservemateriaal kan worden doorberekend aan de pleger van een onrechtmatige daad die ertoe heeft geleid dat het gewone materiaal van de benadeelde beschadigd wordt en vervangen moet worden door dat reservemateriaal, op voorwaarde dat aannemelijk is dat de benadeelde dat reservemateriaal ook daadwerkelijk
medeaanhoudt
met het oog opeen zodanige noodzaak tot vervanging (vgl. HR 31 oktober 1958,
NJ1959/29, HR 1 mei 1959,
NJ1961, 571).
medeaanhoudt met het oog op door derden veroorzaakte schades, waarmee aan de vereisten voor deze schadevordering is voldaan. Anders dan De Vliet lijkt te betogen, is niet vereist dat Westland Infra een bepaalde voorraad speciaal aanhoudt voor schadegevallen. Voldoende is, zo volgt uit voornoemd arrest, dat de algemene voorraad mede met het oog op die gevallen wordt aangehouden.
€ 750,00 toewijzen als kosten voor vaststelling van de aansprakelijkheid en schade.
- kosten voor eigen personeel € 2.325,00
- materiaalkosten
- kosten voor eigen personeel € 6.397,50
- materiaalkosten € 27.848,63
- kosten voor derden
- toeslag inkoop en logistiek € 2.798,36
- consignatiekosten € 2.350,00
- reparatie gebonden bijkomende kosten € 1.542,00
- expertisekosten € 1.544,17
- vaststelling aansprakelijkheid en schade
€ 8.984,53
- dagvaardingskosten € 82,54
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat