Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 november 2016,
- de akte houdende het in het geding brengen van de in de dagvaarding al aangekondigde vijf producties + een zesde productie, met producties 1 tot en met 6 van 7 december 2016,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9 van 18 januari 2017,
- het tussenvonnis van 8 maart 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 april 2017 en de daarin vermelde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 10.179,00. Ter zitting heeft zij verklaard dat bedragen van € 400,00 en € 300,00, voor kosten van mr. [x] (die uiteindelijk niet is meegekomen naar de zitting) in mindering mogen worden gebracht op de begrote kosten, evenals de bestede anderhalf uur in verband met een fax aan de deurwaarder op de declaratie van 3 december 2016, productie 9 bij conclusie van antwoord (een bedrag van € 337,50) en de bestede uren in verband met overleg met een kantoorgenoot op de declaratie van 6 april 2017 bij de door Harbour Group Europe bij brief van 19 april 2017 in het geding gebrachte begroting van de proceskosten (een bedrag van € 90,00). De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de overigens begrote kosten, zodat zij deze zal vaststellen op (€ 10.179,00 minus
€ 400,00 minus € 300,00 minus € 337,50 minus € 90,00 is) € 9.051,50. Voor matiging ziet de rechtbank geen aanleiding. Voor veroordeling van Exclusive Productions in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).