ECLI:NL:RBDHA:2017:7113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
C/09/529609 / HA ZA 17-339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing in herroepingsprocedure betreffende octrooi-inbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW. De eiseres, VWS B.V., heeft een herroepingsprocedure aangespannen tegen gedaagde [A] met betrekking tot een eerder vonnis van 27 juli 2016. VWS vordert herroeping van dat vonnis, waarin een verbod werd gevorderd tegen [A] voor octrooi-inbreuk. Gedaagde [A] heeft in het incident verzocht om schorsing van de procedure totdat er een eindarrest is gewezen in een hoger beroep dat door Ventraco Chemie B.V. is ingesteld tegen het vonnis van 27 juli 2016. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schorsing van de procedure gerechtvaardigd is, omdat de uitkomst van het hoger beroep invloed kan hebben op de herroepingsprocedure. De rechtbank heeft de schorsing beperkt tot het moment dat het eindarrest in hoger beroep is gewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/529609 / HA ZA 17-339
Vonnis in incident van 28 juni 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VWS] B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.E. Heezius te Amsterdam,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.M.J.A. Krens te Amsterdam.
Eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident zal hierna VWS genoemd worden. De zaak wordt inhoudelijk voor haar behandeld door mr. Heezius voornoemd en mr. F.I.S.A.L. van Velsen, advocaat te Rotterdam.
Gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident zal hierna [A] genoemd worden. De zaak wordt inhoudelijk voor hem behandeld door mr. Krens voornoemd, mr. W.J.G. Maas en mr. E.T. Bergsma, beiden advocaten te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding strekkende tot herroeping ex artikel 382 Rv [1] van het vonnis van de rechtbank Den Haag gewezen op 27 juli 2016 (met zaak-/rolnummer C/09/485397 / HA ZA 15-366), betekend op 27 januari 2017, met productie 1 tot en met 14;
- het incident tot schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW [2] van de zijde van [A] van 29 maart 2017;
- de conclusie van antwoord in het incident tot schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW, van 12 april 2017.
1.2.
Vonnis in het incident is nader bepaald op heden.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
VWS vordert in de hoofdzaak - samengevat - dat de rechtbank het geding dat heeft geleid tot het vonnis van 27 juli 2016 van de rechtbank Den Haag (met zaak-/rolnummer C/09/485397 / HA ZA 15-366) tussen VWS als eiseres in conventie en [A] als gedaagde in conventie, zal herroepen, met heropening van het geding in conventie en bepaling van een roldatum waarop VWS zich per conclusie nader kan uitlaten in de heropende procedure en met veroordeling van [A] in de (na)kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt VWS - verkort weergegeven - dat herroeping van het vonnis op basis van artikel 382 Rv aan de orde is. Het vonnis van 27 juli 2016 dat is gewezen tussen VWS als eiseres en Ventraco Chemie B.V. (hierna: Ventraco) en [A] als gedaagden, is ten aanzien van [A] in kracht van gewijsde gegaan. In die zaak is in conventie door VWS jegens [A] een verbod gevorderd om betrokken te zijn bij of leiding te geven aan (kort gezegd) octrooi-inbreuk. In reconventie is vernietiging gevorderd van het Nederlandse deel van het octrooi met nummer EP 2389 415 (hierna: EP 415 (NL)). In conventie is de vordering jegens [A] afgewezen en de vorderingen in reconventie zijn eveneens afgewezen. Dit vonnis berust in conventie volgens VWS op bedrog door [A] (vergelijk artikel 382 aanhef en onder a Rv) en is gewezen terwijl stukken van beslissende aard door toedoen van [A] zijn achtergehouden (zie artikel 382 aanhef en onder c Rv). Het bedrog van [A] is allereerst daarin gelegen dat [A] ten onrechte heeft gezwegen over het feit dat hij de inbreukmakende handelwijze heeft overgeheveld en voortgezet binnen één of meer van zijn vennootschappen die niet betrokken zijn in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 27 juli 2016. Daarnaast bestaat het bedrog van [A] eruit dat hij in strijd met de waarheid heeft betoogd dat het door Ventraco Innovation Centre Amsterdam B.V. (hierna: VIC) verhandelde product RheoFalt HP-AM niet op CNSL zou zijn gebaseerd maar op polycadinene hars. Uit informatie die VWS na het vonnis van 27 juli 2016 heeft verkregen, blijkt echter dat RheoFalt HP-AM wel degelijk is gebaseerd op CNSL, waarmee het ernstige vermoeden bestaat dat de door [A] bestuurde vennootschappen het (inbreukmakende) RheoFalt HP-EM zijn blijven verhandelen onder de naam RheoFalt HP-AM. Het stuk van beslissende aard dat [A] heeft achtergehouden, betreft de productfolder van VIC met de samenstelling van RheoFalt HP-AM. VWS heeft tijdig om deze informatie verzocht maar [A] heeft deze informatie niet verstrekt, terwijl de folder vanaf 25 november 2015 al definitief was.

3.Het geschil in het incident tot schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW

3.1.
[A] vordert - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank de onderhavige procedure zal schorsen totdat een eindarrest van het gerechtshof Den Haag in de procedure met zaaknummer 200.206.556 in gezag van gewijsde [3] zal zijn gegaan, met veroordeling van VWS in de proceskosten in het incident.
3.2.
Aan zijn incidentele vordering legt [A] ten grondslag dat Ventraco in hoger beroep is gekomen van het vonnis van 27 juli 2016 en op 14 maart 2017 haar Memorie van Grieven heeft ingediend. Deze procedure heeft het onder 3.1 genoemde zaaknummer. In deze procedure is in conventie (bij wijze van verweer) zowel de nietigheid van EP 415 (NL) en een Nederlands octrooi met nummer NL-C 2002442, als de niet-inbreuk op die octrooien door Ventraco aan de orde. In reconventie is vernietiging van EP 415 (NL) gevorderd. Uit hetgeen Ventraco in hoger beroep reeds heeft overgelegd en eventueel nog zal overleggen, zal volgens [A] blijken dat de door VWS ingenomen stellingen en aantijgingen onjuist zijn en dat herroeping van het vonnis van 27 juli 2016 niet aan de orde is. Bij eindarrest van het gerechtshof zal in principe einduitspraak worden gedaan over zowel de gevorderde nietigverklaring van EP 415 (NL) als de niet-inbreuk op de octrooien, zodat het zinvol is de onderhavige zaak te schorsen totdat dit eindarrest gezag van gewijsde zal hebben.
3.3.
VWS voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[A] verzoekt de rechtbank de procedure te schorsen op basis van artikel 83 lid 3 ROW. Op basis van dit artikellid kan de rechtbank de procedure in het onderhavige geding schorsen wanneer op dit geschil een rechtsvordering van invloed kan zijn die op basis van artikel 10, 75, 77 of 78 ROW is of zou kunnen worden ingesteld. De rechtsvordering die in deze zaak van belang is, te weten het aanhangige beroep bij het gerechtshof Den Haag van het vonnis van 27 juli 2016, betreft een geschil dat (mede) op basis van artikel 75 ROW is ingesteld. Indien de rechtsvordering (de van het gerechtshof Den Haag gevraagde beslissing) van invloed kan zijn op de onderhavige zaak, kan de rechtbank de zaak schorsen.
4.2.
Voorop gesteld wordt dat een herroepingsprocedure twee fases kent (vergelijk artikel 387 Rv). Indien de rechter de voor herroeping aangevoerde grond(en) op basis van artikel 382 Rv juist bevindt, heropent hij het geding (fase 1), waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen en door de rechter geoordeeld wordt of herroeping aan de orde is (fase 2). Thans bevindt de procedure zich in de eerste fase. Voor de beantwoording van de vraag of de procedure geschorst moet worden, wordt de tweede fase (uit proceseconomisch oogpunt) ook in ogenschouw genomen. Voor de eerste fase (de beslissing of het geding heropent moet worden) is de vraag of de octrooien van VWS geldig zijn, niet relevant. Echter, wanneer de octrooien vernietigd zouden worden in hoger beroep, heeft dat gevolgen voor de beslissing in de tweede fase (of het vonnis jegens [A] herroepen moet worden). Als de betreffende octrooien nietig zijn, kan [A] immers geen bestuurdersaansprakelijkheid verweten worden voor het betrokken zijn bij c.q. het leidinggeven aan octrooi-inbreuk.
4.3.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de Memorie van Antwoord in de zaak bij het gerechtshof Den Haag binnenkort dient te worden genomen of inmiddels al is genomen (vergelijk het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter Den Haag van 11 mei 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4979, r.o. 3.9). De verwachting is dat het pleidooi en vervolgens de beslissing in appel binnen redelijke termijn zullen volgen. Volgens VWS hebben partijen inmiddels negen procedures lopen, hetgeen uit proceseconomisch oogpunt een extra reden vormt de zaak te schorsen. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat VWS in een zaak tegen twee vennootschappen uit de groep van Ventraco waarin vandaag eveneens een vonnis in incident wordt gewezen, zelf om schorsing op grond van artikel 83 lid 3 ROW heeft gevraagd, in afwachting van de uitkomst van de appèlprocedure.
4.4.
Gelet op al het voorgaande zal het schorsingsverzoek worden toegewezen, waarbij de schorsing wordt beperkt tot het moment dat arrest is gewezen in hoger beroep. Het is niet noodzakelijk dat dit arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
4.5.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW en in de hoofdzaak
5.1.
schorst de procedure in de hoofdzaak totdat in de zaak die thans bij het gerechtshof Den Haag aanhangig is met zaaknummer 200.206.556 tussen Ventraco Chemie en VWS eindarrest is gewezen;
5.2.
bepaalt dat de meeste gerede partij na afloop van de onder 5.1 bedoelde procedure de zaak weer kan opbrengen;
5.3.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 4 oktober 2017;
5.4.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Rijksoctrooiwet 1995
3.Bedoeld zal zijn: ‘kracht van gewijsde’.