Overwegingen
1. Eisers zijn geboren op [geboortedatum] en bezitten de Afghaanse nationaliteit. Zij zijn afkomstig uit Kaboel. Op 26 november 2015 hebben eisers mede ten behoeve van hun (vier) minderjarige kinderen aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eisers hebben aan hun aanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is op 10-jarige leeftijd door de Taliban ontvoerd en uitgehuwelijkt aan [naam], een Talibanstrijder. In 2007 is de echtscheiding uitgesproken, echter [naam] weigerde zich hierbij neer te leggen. Hij heeft meerdere malen de ouders van eiseres bezocht en gedreigd eisers te vermoorden. De ouders van eiseres verzwegen dat om het huwelijk van eisers niet kapot te maken. In oktober 2015 verbleef eiser met zijn zwager bij zijn schoonouders en werden zij ’s nachts bezocht door [naam] en een paar mannen. Eiser en zijn zwager werden geslagen en mishandeld, waarbij eiser gewond raakte. Eiser werd in het ziekenhuis opgenomen, waarna eisers zijn gevlucht uit Afghanistan.
3. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aan eiseres is tot 11 april 2017 uitstel van vertrek verleend in verband met de geboorte van het vierde kind. Verweerder heeft het relaas geloofwaardig geacht behoudens de gestelde problemen met [naam].
4. Eisers hebben het standpunt van verweerder voor zover dat inhoudt dat het relaas ongeloofwaardig is, gemotiveerd betwist. Eisers hebben verder een beroep gedaan op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde, van de Vw. Ook is aangevoerd dat eiseres als gescheiden vrouw tot een kwetsbare minderheidsgroep behoort. Ten slotte is een rapport van 14 februari 2017 van deskundige Jawad Hassan Zadeh overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Verweerder heeft aan het standpunt dat de gestelde problemen met de ex-echtgenoot van eiseres ongeloofwaardig zijn onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
- Eisers hebben verklaard dat de ouders van eiseres door haar ex-echtgenoot bedreigd werden en dat hij langskwam omdat hij op zoek naar eisers was. Eisers weten niet hoe vaak de ex-echtgenoot van eiseres bij de ouders van eiseres langskwam en sinds wanneer hij naar eisers op zoek was (sinds 2008 of later). Nu dit de reden voor vertrek was, had van hen mogen worden verwacht dat zij hierover meer vragen aan de ouders van eiseres hadden gesteld en zich hierin verdiept zouden hebben. Dat de ouders van eiseres ter bescherming van hun dochter niets meldden is geen afdoende verklaring, nu eerder te verwachten valt dat zij eisers juist zouden waarschuwen.
- Eiser heeft zijn gestelde ziekenhuisopname niet onderbouwd met stukken.
- Niet valt in te zien waarom de ex-echtgenoot van eiseres wel het adres van de ouders van eiseres heeft kunnen achterhalen en niet dat van eisers. Daarbij is van belang dat eiseres heeft verklaard dat zij een eigen zaak had in Kabul.
- Eisers weten niet of na hun vlucht nog sprake was van problemen. Bevreemdend is dat zij daarnaar niet geïnformeerd hebben, nu dit de reden voor vertrek was.
- Gelet op de verklaring van eiser dat hij zelden bij zijn schoonouders was, is het toevallig dat juist toen eiser daar was, de ex-echtgenoot van eiseres ’s nachts kwam. Eiser heeft verder niet kunnen uitleggen hoe [naam] op dat moment wist dat eiser de echtgenoot van eiseres was.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met voormelde motivering niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relaas ongeloofwaardig is. De stelling dat verweerder bij de beoordeling geen blijk geeft van inzicht in tradities en culturen in Afghanistan kan eisers niet baten. Immers is het aan eisers om aannemelijk te maken dat hun aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Eisers zijn daarin niet geslaagd. Zo staat het relevante feit dat het bevreemdend is dat [naam] eisers niet (en haar ouders wel) heeft weten te traceren, hier los van. Wanneer wordt uitgegaan van de culturele context en aangenomen wordt dat [naam] naar eiseres op zoek zou zijn geweest omdat zijn eer vanwege het huwelijk van eisers in 2008 zou zijn geschonden, dan zou voor de hand liggen dat [naam] al vanaf 2008 naar hen op zoek zou zijn. Dan bevreemdt het des te meer dat hij hen sinds 2015 niet zou hebben kunnen vinden. De door eisers in beroep overgelegde verklaring van het directoraat van familiezaken geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Hieruit blijkt dat [naam] bekend moest zijn in Kabul nu hij daar een woning had dan wel nu zich daar de woning bevond waar eiseres werd vastgehouden. Daarom blijft bevreemdend dat hij eisers niet heeft kunnen traceren. Het door eisers overgelegde deskundigenrapport van wetenschapper Jawad Hassan Zadeh doet aan het voorgaande niet af. Hij concludeert dat het verhaal van eiseres plausibel en consistent is en dat als zij gevonden wordt door haar ex-echtgenoot, haar leven serieus in gevaar is. Het is echter aan verweerder om de geloofwaardigheid van de verklaringen te beoordelen. Dat een relaas past binnen de culturele context van een land maakt het relaas niet geloofwaardig. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteen gezet waarom de verklaringen niet geloofd worden. Ook wat eisers overigens hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
7. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 augustus 2016 (zaaknummer AWB 16/16962, ECLI:NL:RBDHA:2016:9826) faalt reeds omdat die uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bij uitspraak van 2 november 2016 (201606535/1/V2) is vernietigd, waarna het beroep alsnog ongegrond is verklaard. Ook de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 19 mei 2016 (zaaknummer AWB 16/8402, ECLI:NL:RBNHO:2016:4148) faalt. In die uitspraak is overwogen dat de stelling van verweerder dat de vrees ongeloofwaardig is vanwege het tijdsverloop zonder nadere motivering, die ontbreekt, geen stand kan houden omdat niet valt uit te sluiten dat gebeurtenissen in Afghanistan niet verjaren. Dat klemt temeer nu uit het geloofwaardig geachte relaas van de broer van die vreemdeling gegevens ten aanzien van degene voor wie gevreesd werd konden worden achterhaald en werd getracht de huidige (machts)positie daarvan te onderbouwen. Het besluit is om die reden vernietigd. Niet valt in te zien waarom de verwijzing naar deze uitspraak eisers kan baten. 8. Ten aanzien van de grond dat eiseres behoort tot een risicogroep/kwetsbare minderheidsgroep overweegt de rechtbank als volgt. Volgens het toepasselijke beleid - gelet op artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is dat het beleid dat gold ten tijde van de aanvraag, nu niet is gebleken dat het beleid ten tijde van het bestreden besluit gunstiger is - wordt uitsluitend voor Afghaanse vreemdelingen uit Kabul aangenomen dat het mogelijk is de bescherming van de autoriteiten te krijgen. In uitzondering hierop wordt voor zover hier van belang voor vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor geweldpleging aangenomen dat het niet mogelijk is om bescherming te krijgen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres hier niet onder valt nu de gestelde problemen met haar ex-echtgenoot niet geloofwaardig zijn geacht en hetgeen zij vroeger heeft meegemaakt (het geloofwaardig geachte deel van het relaas, waaronder de ontvoering door de Taliban en uithuwelijking) niet de aanleiding was voor haar vlucht.
9. De rechtbank overweegt ten slotte dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, ten derde, van de Vw.
Verwezen wordt naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, onder meer het arrest van 12 januari 2016, A.W.Q. en D.H. tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2016:0112JUD002507706 en het arrest van 5 juli 2016, A.M. tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2016:0705JUD002909409 evenals de uitspraken van de Afdeling van 20 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2731) en 30 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3513). Daaruit volgt dat hoewel uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Afghanistan blijkt dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan zorgelijk is, zich geen wezenlijke veranderingen hebben voorgedaan in de daar aanwezige veiligheidsstructuren en dat voorts het aantal burgerslachtoffers dat het gewapend conflict tot gevolg heeft, mede gelet op het totale inwoneraantal van Afghanistan, relatief niet zo hoog is dat gesproken kan worden van een uitzonderlijke situatie. De mate van willekeurig geweld is in Afghanistan niet dermate hoog dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die daar naartoe terugkeert, alleen door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op de ernstige schade. De grond faalt. 10. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.