Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2017 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [vreemdelingennummer]
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vreemdeling, eiser, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op 28 oktober 2016, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 4 mei 2017 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser, geboren in 1987 en afkomstig uit Baquba in de provincie Diyala, stelde dat hij vanwege de onveilige situatie in zijn thuisland niet meer in zijn levensonderhoud kon voorzien en vreesde voor zijn leven door sektarisch geweld en ontvoeringen. De rechtbank oordeelde dat de problemen van eiser niet specifiek gericht waren op hem, maar eerder voortkwamen uit de algemene onveiligheid in Diyala. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van persoonlijke vervolging en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verwierp ook het argument dat eiser niet terug kon keren naar Bagdad, waar hij een vestigingsalternatief zou hebben. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.