ECLI:NL:RBDHA:2017:1583
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en oplegging inreisverbod wegens betrokkenheid bij oorlogsmisdaden in Irak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2017, werd de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Eiser, een soennitische Koerd uit Irak, had zijn aanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging bij terugkeer naar Irak, waar hij als beroepsmilitair had gediend. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was op grond van artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser een gevaar voor de openbare orde vormde. Dit werd onderbouwd door de toepassing van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag, dat van toepassing is op personen die ernstige misdrijven hebben begaan. Eiser werd verweten dat hij betrokken was bij buitengerechtelijke executies van burgers tijdens zijn dienst in het Iraakse leger. De rechtbank concludeerde dat eiser, door zijn rol in deze misdrijven, niet in aanmerking kwam voor bescherming onder het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast werd aan eiser een inreisverbod van tien jaar opgelegd, wat ook werd gerechtvaardigd door de ernst van de misdrijven die hij had gefaciliteerd. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de samenleving zwaarder wogen dan de belangen van eiser en zijn gezin, en verklaarde het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. Het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard.