ECLI:NL:RBDHA:2017:631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
C-09-521610-KG ZA 16-1384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van inschrijving op aanbesteding Raamovereenkomst Biologie door Rijkswaterstaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aqualab Zuid B.V. en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat). Aqualab had een inschrijving ingediend voor perceel 1 van de aanbesteding voor de Raamovereenkomst Biologie, maar werd niet voor gunning in aanmerking gebracht omdat zij niet voldeed aan de kwaliteitscriteria. Aqualab vorderde primair dat Rijkswaterstaat de opdracht aan haar zou gunnen en subsidiair dat de inschrijving opnieuw beoordeeld zou worden door een onafhankelijke commissie. De rechtbank oordeelde dat Aqualab niet had aangetoond dat haar inschrijving voldeed aan de gestelde eisen, met name op het gebied van kwaliteitsmanagement en risicomanagement. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aanbestedende dienst de vrijheid heeft om inschrijvingen te beoordelen op basis van de criteria die in de aanbestedingsdocumenten zijn opgenomen. Aqualab's argumenten dat de beoordeling niet transparant was, werden verworpen. De vorderingen van Aqualab werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/521610 / KG ZA 16/1384
Vonnis in kort geding van 23 januari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aqualab Zuid B.V.,
gevestigd te Werkendam,
eiseres,
advocaat mr. J. van den Brink te Hardinxveld-Giessendam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. D. Wolters-Rückert te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Aqualab’ en ‘Rijkswaterstaat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de op 9 januari 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Rijkswaterstaat heeft op 4 juli 2016 het beschrijvend document gepubliceerd in de aanbesteding betreffende de Raamovereenkomst Biologie. Dit betreft volgens het beschrijvend document een overeenkomst waarmee basisinformatie wordt ingekocht, die onder andere wordt verkregen door middel van het uitvoeren van routinematige (structurele of langjarige) monitoringsprogramma’s voor hydrobiologie en ecologische geo-informatie in de diverse beheersgebieden met bijbehorende normen. Het doel van de opdracht is het vernieuwen van de huidige raamovereenkomsten door te komen tot één raamovereenkomst met meerdere partijen ten behoeve van het uitvoeren van biologische werkzaamheden. De opdracht is gesplitst in vier percelen. Dit geding heeft betrekking op perceel 1 betreffende hydrobiologie, dat de uitvoering van de volgende werkzaamheden betreft:
“ ■ Monstername e/o;

Veldanalyse e/o;

Transport e/o;

Opslag van monsters e/o;

Het uitvoeren van laboratoriumanalyses e/o;

Het opstellen van rapportages (…)”
2.2.
In het beschrijvend document staat in paragraaf 3.7 het beoordelingsproces beschreven. Dit bestaat uit vier stappen, waarin respectievelijk wordt beoordeeld of 1) wordt voldaan aan de inschrijvingsvereisten en -voorwaarden, 2) er geen uitsluitingsgronden van toepassing zijn, 3) wordt voldaan aan de geschiktheidseisen en 4) wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot de gunning. Voor perceel 1 geldt dat alle ondernemers die stap 1 tot en met 4 met succes doorlopen hebben, de raamovereenkomst gegund krijgen.
2.3.
In het beschrijvend document staat, voor zover thans relevant, het volgende vermeld.
In paragraaf 5.3.8 (in hoofdstuk 5 betreffende de uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen) is beschreven dat Rijkswaterstaat als uitgangspunt hanteert dat opdrachtnemers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het werk dat zij opleveren en daartoe dienen te werken onder kwaliteitsborging. Met het oog daarop wordt van de inschrijver een beheerste werkwijze en borging daarvan geëist. De gestelde eisen zijn nader uitgewerkt in de aanbestedingsstukken. Indien de ondernemer een werkwijze implementeert die voldoet aan de eisen, hetgeen hij aan Rijkswaterstaat inzichtelijk moet maken, geeft dit de opdrachtgever in beginsel het vertrouwen dat het eindresultaat aan de gestelde eisen zal gaan voldoen. Om dit vertrouwen te onderbouwen toetst de opdrachtgever. In dit verband wordt als geschiktheidseis gesteld dat de ondernemer beschikt over een kwaliteitsmanagementsysteem (hierna ook: KMS) dat voldoet aan een bepaalde norm.
In paragraaf 6.2.1 (in hoofdstuk 6 betreffende de gunningseisen) staat vermeld dat de inschrijver voor de sub-gunningscriteria kwaliteit, zoals vermeld in paragraaf 6.3, een score dient te behalen van gemiddeld minimaal 1,5 om voor gunning in aanmerking te komen en dat, indien dat niet het geval is, de inschrijving terzijde zal worden gelegd.
In paragraaf 6.3.1 staat het Gunningscriterium Kwaliteit beschreven, welke criterium wordt beoordeeld op basis van de door inschrijver ingediende documenten. Voor zover thans relevant, staat in deze paragraaf het volgende vermeld:
“(…)
Voor RWS CIV (voorzieningenrechter: Rijkswaterstaat
) is het belangrijk dat een opdrachtnemer een werkend Kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) toepassen, zodat hij in staat is de kwaliteit van te leveren Diensten aan te tonen.
Een raamcontractant zal hiertoe een generiek kwaliteitsplan opstellen (zie eis 16 en 17 van de Proces-eisen).
Vooruitlopend hierop vraagt RWS CIV als (sub)gunningscriteria een deelplan waarbij de nadruk ligt op 2 processen:
1.
Procesbeheersing – max. 4 A4
Aangezien het resultaat van de monstername c.q. veldopname bepalend is voor de kwaliteit van het eindresultaat (de eindrapportage) wil opdrachtgever inzicht krijgen hoe opdrachtnemer op basis van haar KMS:
  • de kwaliteit van de monstername c.q. het veldwerk (…) aantoonbaar en herleidbaar borgt en dat in samenhang met het vervolg van het productieproces.
  • de seizoensgebonden piekbelasting denkt te gaan beheersen.
Beoordeeld wordt op:
Het is belangrijk dat de inschrijver bovengenoemde onderdelen met zodanig detail en helderheid beschrijft dat RWS CIV in staat is te beoordelen of de door de inschrijver ingediende beschrijvingen tegemoet komt aan de beschreven scope van deze aanbesteding en de beoogde toepassing bij uitvoering van nadere opdrachten.
Op welke wijze heeft inschrijver de stappen procesmatig opgebouwd, waarbij de focus ligt op:
  • logische (proces)opbouw
  • kwaliteitsborging conform uw KMS, waarbij specifiek aandacht is voor capaciteitsmanagement en verificatie/validatie
2.
Risicomanagement – max. 2 A4
De opdrachtgever wil inzicht in het risicomanagement m.b.t. bovengenoemde (deel)proces monstername c.q. veldopname. Hierbij gaat het om:
  • de inrichting van risicomanagement voor bovengenoemd (deel)proces
  • en minimaal de twee door de opdrachtgever gedefinieerde risico’s
  • eventueel aangevuld met risico’s (max 3 risico’s) die de Inschrijver onderkent
  • incl. kwantificering en de beheersing van deze risico’s.
De opdrachtgever heeft twee risico’s gedefinieerd:
(…)
Beoordeeld wordt op:
  • Het is belangrijk dat de inschrijver bovengenoemde onderdelen met zodanig detail en helderheid beschrijft dat RWS CIV in staat is te beoordelen of de door de inschrijver ingediende beschrijvingen tegemoet komt aan de beschreven scope van deze aanbesteding en aan de beoogde toepassing bij uitvoering van nadere opdrachten.
  • Op welke wijze heeft inschrijver de stappen procesmatig opgebouwd, waarbij de focus ligt op:
o
logische (proces)opbouw
o
kwaliteitsborging conform uw KMS “
In paragraaf 6.4.1 staat vermeld dat, samengevat, als score model voor de beoordeling van het gunningscriterium kwaliteit een 4 puntenschaal wordt gehanteerd, waarbij een score wordt behaald van 0 bij “niet of nauwelijks uitgewerkt, of de uitwerking bevat niet of nauwelijks relevante tekst”, een score van 1 bij “de uitwerking is van een matige kwaliteit”, een score van 2 bij “de uitwerking is van een goede kwaliteit”, en een score van 3 bij “de uitwerking is van een zeer goede kwaliteit”.
2.4.
In de eisen 16 en 17 van de Proces-eisen, waarnaar zoals voormeld wordt verwezen onder 6.3.1, staat onder meer vermeld:
  • In eis 16 – verkort weergegeven – dat de raamcontractant op basis van zijn kwaliteitsmanagementsysteem een generiek kwaliteitsplan dient op te stellen waarin alle van belang zijnde processen die van toepassing zijn voor een goede uitvoering en beheersing van de nadere overeenkomsten onder de raamovereenkomst worden beschreven en voor de nadere overeenkomsten een contractspecifiek projectkwaliteitsplan, op basis waarvan de overeengekomen werkzaamheden, conform de processen uit het generieke kwaliteitsplan, worden uitgevoerd;
  • In eis 17:
“1. In het Generiek Kwaliteitsplan dienen processen uit het KMS en proceseisen uit deze bijlage helder en transparant te worden beschreven alsmede een
a.
beschrijving van het doel en de relatie met het Kwaliteitsmanagementsysteem (KMS):

een beschrijving van, of een verwijzing naar, de van toepassing zijnde procedures en werkinstructies die deel uitmaken van het Kwaliteitsmanagementsysteem,

de van toepassing zijnde procedures en werkinstructies die geen deel uitmaken van het Kwaliteitsmanagementsysteem,

beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de implementatie en de evaluatie van de doeltreffendheid van het Kwaliteitsmanagementsysteem en

een beschrijving van de rollen, taken en verantwoordelijkheden
b. De navolgende processen uit het KMS van Raamcontractant (…) dienen helder en transparant beschreven te worden;
(…)

Procesbeheersing

Bewaken scope NOK (procedure wijzigingen)

Meting, analyse en verbetering (PDCA)

Verificatieplan, -nota en –rapport

Auditplan, registratie en afwijkingenregister

Procedure Risicomanagement

Processen in relatie tot de eisen 31 en 32 van dit document

Risicoregister
In eis 31, waarnaar zoals voormeld in eis 17 wordt verwezen bij de procedure risicomanagement, wordt melding gemaakt van de verplichtingen van de raamcontractant om, verkort weergegeven, risico’s te inventariseren en analyseren, geïdentificeerde risico’s over te nemen, deze te kwantificeren, beheersmaatregelen vast te stellen en aan te tonen dat deze maatregelen genomen zijn, de effecten van de getroffen corrigerende en preventieve maatregelen te beoordelen en indien nodig maatregelen te treffen om de gewenste verbeteringen door te voeren.
2.5.
In bijlage 3 bij de raamovereenkomst wordt onder meer uitgelegd waarom er een Generiek Projectkwaliteitsplan gevraagd wordt. Hierin staat onder meer vermeld:
“Het Generieke Kwaliteitsplan beschrijft de onderlinge verhouding van de hoofdprocessen van het Kwaliteitsmanagementsysteem zoals directieverantwoordelijkheid, management van middelen, realiseren van het product en meting, analyse, risicobeheersing en verbetering.
Het is een middel waarmee de directie naar strategie, inrichten (o.a. vastleggen van rollen, taken en verantwoordelijkheden) en besturen van de aanbiedings-, precontractuele-, contractuele/project- en postcontractuele processen in relatie tot de beschreven systemen en de basis van kwaliteitsborging beheert. Met andere woorden de directiesturing, managementactiviteiten en meet- en leermomenten (PDCA) alsmede risicobeheersing zijn onontbeerlijk in de beschrijving van dit plan.”
2.6.
Aqualab heeft een inschrijving ingediend op (onder andere) perceel 1.
2.7.
Bij brief van 24 oktober 2016 heeft Rijkswaterstaat aan Aqualab bericht aan welke twee van de vijf inschrijvers hij voornemens is de raamovereenkomst voor perceel 1 te gunnen. Daarbij heeft Rijkswaterstaat meegedeeld dat de inschrijving van Aqualab op perceel 1 niet voor gunning in aanmerking komt, omdat Aqualab niet conform paragraaf 6.2.1. van het Beschrijvend Document voor de sub-gunningscriteria kwaliteit een score heeft behaald van gemiddeld minimaal 1.5. In de bijlage bij deze brief is de door Aqualab behaalde score van 1, voor zowel het onderdeel Procesbeheersing als het onderdeel Risicomanagement, nader toegelicht als volgt:
Voor procesbeheersing:
“De uitwerking is van matige kwaliteit
Positief:
Uit te voeren werkzaamheden worden goed omschreven
Negatief:
De plan, do, check en act (PDCA, deming cirkel) is niet herleidbaar.
Niet beschreven is op welke wijze geborgd wordt dat er voldoende capaciteit beschikbaar is.”
Voor Risicomanagement:
“De uitwerking is van matige kwaliteit
Positief:
De door de opdrachtgever gedefinieerde risico’s zijn overgenomen.
Er zijn extra risico’s toegevoegd.
Negatief:
Geen procesbeschrijvingen of PDCA binnen een proces aanwezig.
Risico’s zijn niet gekwantificeerd.”

3.Het geschil

3.1.
Aqualab vordert, zakelijk weergegeven:
primair:
Rijkswaterstaat te gebieden, voor zover zij perceel 1 wenst te gunnen, dit mede aan Aqualab te gunnen;
subsidiair:
Rijkswaterstaat te gebieden de inschrijving van Aqualab op perceel 1 op de kwaliteitsonderdelen Procesbeheersing en Risicomanagement opnieuw te laten beoordelen door een nieuwe onafhankelijke beoordelingscommissie, met inachtneming van hetgeen in dit vonnis wordt overwogen, en Rijkswaterstaat te verbieden om, wanneer zij op basis van die herbeoordeling opnieuw niet voornemens zou zijn om perceel 1 aan Aqualab te gunnen, tot definitieve gunning over te gaan voordat twintig dagen zijn verstreken na bekendmaking van het nieuwe gunningsvoornemen aan Aqualab;
met veroordeling van Rijkswaterstaat in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert Aqualab – samengevat – het volgende aan. De beoordeling van de genoemde kwaliteitsonderdelen is niet geschied conform de in paragraaf 6.3.1 van het beschrijvend document genoemde criteria. Aqualab is uitvoerig ingegaan op het gevraagde binnen het proces van monstername zodat deze onderdelen met minimaal een 2 hadden moeten worden beoordeeld. Uit de gegeven toelichting blijkt echter dat Rijkswaterstaat bij de beoordeling andere maatstaven heeft aangehouden. Aqualab heeft van Rijkswaterstaat begrepen dat hij louter algemene en abstracte procedures voor kwaliteitsborging had willen terugzien, los van het concrete monsternameproces, maar dat is rechtstreeks in strijd met het gevraagde in het beschrijvend document. Auqalab hoefde een dergelijke uitleg ook niet te veronderstellen, nu dat al op andere wijze werd uitgevraagd en aangetoond, waaronder met het vereiste en overgelegde certificaat. Voorts had kennelijk een expliciete uitwerking van de PDCA-cyclus beschreven moeten zijn, maar dat is niet gevraagd. Rijkswaterstaat heeft de inschrijving dus beoordeeld vanuit een kader dat Aqualab niet kon kennen en dat is in strijd met het transparantiebeginsel. Overigens had de inschrijving, ook als je het feitelijk door Rijkswaterstaat gehanteerde kader in aanmerking neemt, ook met minimaal een 2 beoordeeld moeten worden, nu die zaken in de beschrijvingen van Aqualab voldoende aandacht krijgen. Er dient een volledige toets door de voorzieningenrechter plaats te vinden en niet slechts een redelijkheidstoets en dan kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de opdracht ook aan Aqualab moet worden gegund.
3.3.
Rijkswaterstaat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Uit het door de aanbestedende dienst in acht te nemen transparantiebeginsel vloeit voort dat de voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze in de aanbestedingsdocumenten dienen te worden vermeld, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om daadwerkelijk na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de opdracht van toepassing zijn (HvJ EU 29 april 2004, zaak C-496/99, Succhi di Frutta).
4.2.
In dit geval is sprake van een kwalitatief gunningscriterium. Enige mate van subjectiviteit is daaraan inherent. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft – op zichzelf – nog niet mee te brengen dat ook werkelijk sprake is van strijd met dat recht c.q. die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een kandidaat-inschrijver duidelijk is wat van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt de rechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen – deskundige – beoordelaars moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund. Dat klemt temeer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts indien sprake is van – procedurele dan wel inhoudelijke – onjuistheden c.q. onduidelijkheden die zouden kunnen meebrengen dat de (voorlopige) gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter (zie onder meer ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9894, r.o. 3.5).
4.3.
Wat betreft het uitvoerige betoog van Aqualab dat de voorzieningenrechter niet kan volstaan met enkel een redelijkheidstoets, overweegt de voorzieningenrechter dat vorenstaande toets ook niet als zodanig kan worden aangemerkt. Aqualab heeft dat naar de voorzieningenrechter begrijpt echter ook niet betoogd, zodat dit verder geen bespreking behoeft.
4.4.
Uit de stellingen van partijen blijkt dat zij met name met elkaar van mening verschillen over de vraag of Aqualab bij het indienen van het deelplan rekening had moeten houden met hetgeen waaraan blijkens de aanbestedingsstukken het Generieke Kwaliteitsplan moet voldoen. Rijkswaterstaat beantwoordt die vraag bevestigend, maar Aqualab ontkennend. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.5.
Rijkswaterstaat heeft er terecht op gewezen dat uit de aanbestedingsstukken duidelijk blijkt dat en waarom kwaliteitsborging voor Rijkswaterstaat in deze aanbesteding van groot belang is. Rijkswaterstaat heeft daarom onder meer de eis gesteld dat de opdrachtnemer beschikt over een kwaliteitsmanagementsysteem dat voldoet aan een bepaalde norm, maar ook dat de opdrachtnemer (na gunning) een Generiek Kwaliteitsplan opstelt, waarin processen, rollen, taken en verantwoordelijkheden vanuit het kwaliteitsmanagementsysteem van de opdrachtnemer worden vertaald in een voor de raamovereenkomst opgesteld Generiek Kwaliteitsplan. Uit de aanbestedingsstukken blijkt verder genoegzaam dat Rijkswaterstaat reeds voordien inzicht wil krijgen in de wijze waarop inschrijvers (na gunning) invulling gaan geven aan dat plan en hun kwaliteitsmanagementsysteem daarin nader concretiseren voor de onderhavige opdracht. Kortom, Rijkswaterstaat wil erop kunnen vertrouwen dat dat plan van het vereiste niveau zal zijn. Daarom heeft Rijkwaterstaat als gunningscriterium gevraagd om een deelplan, met de expliciete toevoeging dat zij daarom verzoekt
vooruitlopend ophet op te stellen Generieke Kwaliteitsplan.
4.6.
In eis 17, waarnaar expliciet wordt verwezen in paragraaf 6.3.1, worden eisen gesteld aan het Generieke Kwaliteitsplan en daarin wordt bij het onderdeel procesbeheersing melding gemaakt van PDCA (Plan, Do, Check, Act, hierna PDCA). De uiteenzetting van de verplichtingen in eis 31, die gelden bij de procedure risicomanagement, waarnaar in eis 17 wordt verwezen, betreft een duidelijke beschrijving van de stappen van PDCA, zo heeft Rijkswaterstaat onweersproken gesteld. Verder wordt het Generieke Kwaliteitsplan in bijlage 3 nader toegelicht en daarin wordt PDCA beschreven als
onontbeerlijkin de beschrijving van dat plan. Daarnaast wordt PDCA ook nog genoemd bij de door de opdrachtnemer te verrichten werkzaamheden als omschreven in paragraaf 1.5.3 van het beschrijvend document (“uitvoering van Plan Do Check Act op de projectbeheersing”) en heeft Rijkswaterstaat onweersproken gesteld dat tijdens een informatiebijeenkomst is gewezen op het belang van PDCA in het kader van werken onder kwaliteitsborging. Indien het vorenstaande wordt bezien in combinatie met het in paragraaf 6.3.1 vermelde beoordelingskader, waarin staat vermeld dat het deelplan onder andere wordt beoordeeld op de procesmatige opbouw van de stappen, waarbij de focus ligt op logische (proces)opbouw en kwaliteitsborging conform het Kwaliteitsmanagementsysteem van de inschrijver, hebben alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers moeten begrijpen dat bij de beoordeling of sprake is van een logische procesopbouw betrokken zou worden of daarbij gebruik wordt gemaakt van PDCA. In dat verband geldt het volgende.
4.7.
Beide partijen zijn uitvoerig ingegaan op het (in het geding gebrachte) deelplan van Aqualab met de beschrijving van de twee gevraagde processen. Volgens Aqualab kan hieruit worden geconcludeerd dat, als er al vanuit zou moeten worden gegaan dat PDCA in haar deelplan aanwezig moet zijn, dit ook het geval is. De door haar in haar inschrijving genoemde punten geven volgens haar zonder meer blijk van het hanteren van de PDCA-cyclus. De conclusie van Rijkswaterstaat luidt echter dat diverse onderdelen van PDCA in de beschrijving ontbreken. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4.8.
Wat betreft de beschrijving van “Do”, “Check” en “Act” heeft Aqualab naar voren gebracht dat rollen en verantwoordelijkheden door haar nauwkeurig zijn omschreven en dat aandacht wordt besteed aan controles gedurende de uitvoering, terugkoppelingen en zo nodig bijstelling van het protocol. Rijkswaterstaat heeft daartegenover gesteld dat in de beschrijving niet is terug te lezen op welke wijze de processen uit de protocollen daadwerkelijk zullen worden geïmplementeerd, dat informatie over checks/analyses ontbreekt en dat Aqualab heeft nagelaten om te beschrijven of en op welke wijze de gegeven ad hoc oplossingen tot structurele procesverbetering kunnen leiden. Door de voorzieningenrechter kan aan de hand van deze stellingen en gezien het toetsingskader als vermeld onder 4.2. niet worden vastgesteld of de beschrijving van Aqualab als uitwerking van PDCA kan gelden en, als dat al het geval zou zijn, of die uitwerking dan ook van een goede kwaliteit is, zoals Aqualab stelt. Gezien hetgeen hierna is vermeld, is dit echter ook niet relevant.
4.9.
Rijkswaterstaat heeft namelijk toegelicht dat Aqualab bij het onderdeel
procesbeheersingweliswaar heeft verwezen naar protocollen, maar vrijwel geen inzicht heeft gegeven in de inhoud daarvan, zodat niet herleidbaar is of en op welke wijze deze standaard stukken in het kader van procesbeheersing voorzien in “Plan”. Dit is door Aqualab onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft weliswaar gesteld dat zij duidelijk heeft laten zien dat er protocollen zijn en dat zij meegedeeld heeft dat deze opvraagbaar zijn, maar Rijkswaterstaat heeft er terecht op gewezen dat daar aanbestedingsrechtelijk geen ruimte voor bestaat.
4.10.
Voorts heeft Rijkswaterstaat er naar voorshands oordeel terecht op gewezen dat met de enkele mededeling van Aqualab over haar goede contacten met ervaren monsternemers, het aantal bij haar beschikbare medewerkers en de mogelijkheid die zij heeft om een beroep te doen op medewerkers buiten haar onderneming, er geen dan wel onvoldoende invulling wordt gegeven aan de vraag op welke wijze Aqualab de seizoensgebonden piekbelasting op basis van haar kwaliteitsmanagementsysteem denkt te gaan beheersen.
4.11.
Ten aanzien van het onderdeel
risicomanagementheeft te gelden dat Rijkswaterstaat heeft gesteld dat Aqualab de risico’s niet heeft gekwantificeerd, hetgeen door Aqualab onvoldoende gemotiveerd is betwist. De voorzieningenrechter begrijpt Aqualab aldus dat zij stelt dat zij dit weliswaar niet heeft geconcretiseerd, maar hier wel aandacht aan heeft besteed en dat voldoende is. Gezien de uitvraag kan dat echter niet worden gevolgd, zo heeft Rijkswaterstaat terecht opgemerkt onder verwijzing naar het bepaalde als vermeld onder 2.3, waaruit blijkt dat de opdrachtgever inzicht wil in het risicomanagement en dat daartoe de risico’s dienen te worden gekwantificeerd. Daar komt nog bij dat Aqualab de stelling van Rijkswaterstaat dat geen van de in eis 31 opgenomen processen met een logische (proces)opbouw zijn beschreven, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
4.12.
Gelet op het vorenstaande en het toetsingskader als vermeld onder 4.2 in aanmerking nemende, kan Aqualab niet worden gevolgd in haar standpunt dat haar inschrijving door Rijkswaterstaat onjuist is beoordeeld.
4.13.
De stelling van Aqualab dat Rijkswaterstaat louter algemene en abstracte procedures voor kwaliteitsborging had willen terugzien, kan onbesproken blijven, nu uit de toelichting die Rijkswaterstaat op de beoordeling heeft gegeven blijkt dat dat niet de aangelegde beoordelingsmaatstaf is geweest.
4.14.
Aqualab zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Aqualab om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan Rijkswaterstaat te betalen, tot dusverre aan de zijde van Rijkswaterstaat begroot op € 1.435,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 619,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat Aqualab bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2017.
ts