In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2017 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke procedure tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de tijdigheid van een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, alsook de daarbij opgelegde verzuimboete en heffingsrente. Eiser ontkende dat de naheffingsaanslag tijdig was opgelegd, aangezien hij deze pas op 5 januari 2016 had ontvangen, terwijl de aanslag gedateerd was op 28 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag op 22 december 2015 ter post is aangeboden en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de verzendrapporten van de Belastingdienst. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag tijdig is bekendgemaakt en dat de boete terecht is opgelegd. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat de hoogte van de aanslag onjuist is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.