ECLI:NL:RBDHA:2017:5107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Gambiaanse vrouw en de beoordeling van haar minderjarigheid in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres, geboren in 1985, betoogde dat zij minderjarig was en dat verweerder onvoldoende had onderzocht of zij daadwerkelijk meerderjarig was. Tijdens de zitting op 9 mei 2017 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Eiseres voerde aan dat de Italiaanse autoriteiten niet adequaat zouden omgaan met haar kwetsbare situatie als alleenstaande, alleen reizende vrouw. De rechtbank overwoog dat verweerder zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er in Italië sprake was van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat eiseres meerderjarig was en dat er geen reden was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/8962

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. L.M. Weber),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voorts is de tolk A. Diaby verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1985 en bezit de Gambiaanse nationaliteit. Zij heeft op 16 november 2016 een asielverzoek ingediend. Verweerder heeft het asielverzoek van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw, omdat Italië verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvraag.
2. Verweerder heeft op 11 januari 2017 de Italiaanse autoriteiten verzocht eiseres over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). De Italiaanse autoriteiten hebben hiermee op 3 maart 2017 ingestemd.
3. Eiseres betoogt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met zijn beleid zoals neergelegd in paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc). Zo blijkt niet uit het dossier dat de ambtenaar van de grensbewaking van oordeel is dat eiseres evident meerderjarig is. Eiseres heeft in haar aanmeldgehoor reeds vermeld dat haar naam [naam] is en dat zij 17 jaar oud is. Ongeacht de gegevens in het paspoort en visum had verweerder, gelet op het voorkomen van eiseres en haar uitlatingen en gedragingen, een leeftijdsonderzoek moeten aanbieden. Verweerder had op zijn minst twijfels moeten hebben bij de gestelde leeftijd van 32 jaar, zoals ook Vluchtelingenwerk twijfels over de meerderjarigheid van eiseres heeft. De omstandigheid dat de biometriegegevens overeenkomen met een meerderjarig persoon, betekent niet dat eiseres meerderjarig is. Het is voor eiseres onmogelijk documenten te overleggen. Verweerder heeft onvoldoende zorgvuldig onderzocht en gemotiveerd waarom van de meerderjarigheid van eiseres wordt uitgegaan. Daarmee heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 6 van de Dublinverordening, waarin is bepaald dat het belang van het kind voorop staat, aldus eiseres.
Eiseres betoogt voorts dat uit de gehoren en gesprekken blijkt dat zij een kwetsbare persoon is. Zij is zeer jong, alleenstaand, alleen reizend, analfabeet, timide en wereldvreemd.
Eiseres betoogt verder dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gelet op de kwetsbaarheid van eiseres levert overdracht aan Italië een reëel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) op. Eiseres wijst daarbij op de rapportage “Aufnahmebedingungen in Italien. Zur aktuellen Situation von Asylsuchenden und Schutzberechtigten, insbesondere Dublin-Rückkehrenden in Italien”, van de Schweizerische Fluchtlingshilfe van augustus 2016 (hierna: SFH-rapport), op het monitoringsrapport van de Danish Refugee Council en de Swiss Refugee Council, “Is mutual trust enough? The situation of persons with special reception needs upon return tot Italy”, van 9 februari 2017 (hierna: DRC en SRC-rapport) en op een nadere uitweiding van 24 maart 2017 van het laatste rapport “Is mutual trust enough?”. Gelet op de kwetsbaarheid van eiseres dient met deze rapporten rekening te worden gehouden, ook al zien die rapporten vooral op gezinnen. Vluchtelingenwerk vreest dat eiseres bij overdracht aan Italië ten prooi zal vallen aan mensen die misbruik van haar zullen maken. Verweerder heeft derhalve ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Ingevolge artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening is bij ontstentenis van gezinsleden, broers of zussen of familieleden als vermeld in de leden 1 en 2 de lidstaat waarbij de niet-begeleide minderjarige zijn verzoek om internationale bescherming heeft ingediend de verantwoordelijke lidstaat, mits dit in het belang is van de minderjarige.
In paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc) staat dat de IND een alleenstaande minderjarige vreemdeling uitsluitend een leeftijdsonderzoek als bedoeld in artikel 3.109d, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 aanbiedt als:
- de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen;
- de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet anderszins aannemelijk kan maken;
- de uitslag relevant is voor het onderzoek naar welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, of voor de vraag of een alleenstaande minderjarige vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd of opvangvoorzieningen van het COA.
Een leeftijdsonderzoek wordt niet aan de vreemdeling aangeboden als de vreemdeling naar het oordeel van de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen danwel de IND evident meerderjarig of evident minderjarig is.
4.2
Eiseres heeft een visum gekregen van de Italiaanse autoriteiten. Bij dat visum zijn vingerafdrukken geregistreerd. De in Nederland van eiseres afgenomen vingerafdrukken komen overeen met de voor het visum afgegeven vingerafdrukken. Gelet hierop mag verweerder ervan uitgaan dat eiseres het visum in persoon heeft aangevraagd en dat de in het visum en paspoort opgenomen personalia derhalve juist zijn. Eiseres heeft geen documenten overgelegd waaruit haar minderjarigheid blijkt. Dat zij niet in staat zou zijn om dergelijke documenten te bemachtigen, doet daar niet aan af. De omstandigheid dat eiseres er jonger uit zou zien en erg timide en wereldvreemd is, maakt evenmin dat verweerder niet van de personalia van eiseres, zoals opgenomen in het visum en paspoort, mocht uitgaan. Verweerder heeft derhalve niet hoeven twijfelen aan de meerderjarigheid van eiseres en was dan ook niet gehouden een leeftijdsonderzoek te verrichten. Anders dan eiseres betoogt blijkt evenmin uit de overgelegde verklaringen van twee medewerkers van Vluchtelingenwerk dat zij vermoeden dat eiseres minderjarig is. Uit die verklaringen blijkt alleen dat zij eiseres timide en terughoudend vinden.
4.3
De rechtbank overweegt voorts dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uit mag gaan dat de autoriteiten van Italië zich houden aan internationale verplichtingen. Bij dreigende schending geldt het uitgangspunt dat daarover geklaagd kan worden bij de Italiaanse autoriteiten. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Italië een risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in Italië sprake is van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 10 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2278) en van 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73), waaruit volgt dat ten aanzien van Italië in het algemeen nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
De door eiseres aangehaalde rapporten van SFH van augustus 2016 en van DRC en SRC van 9 februari 2017, leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwijst daarvoor naar de uitspraken van de Afdeling van 16 januari 2017 en van 7 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:971). De aanvullende informatie bij het DRC/SRC rapport van 24 maart 2017 schetst slechts de achtergrond van het onderzoek, zodat ook deze aanvulling niet maakt dat er sprake is van concrete aanwijzingen dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
4.5
Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2015 (ECLI:RVS:2015:3806) volgt dat de reikwijdte van het Tarakhel-arrest niet is beperkt tot gezinnen met minderjarige kinderen. Vergelijkbare garanties van de Italiaanse autoriteiten kunnen zijn vereist voor andere vreemdelingen die als potentieel bijzonder kwetsbaar kunnen worden aangeduid.
De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in haar geval sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid zoals bedoeld in het arrest Tarakhel van het EHRM. Het enkele feit dat eiseres een alleenstaande, timide vrouw is, is onvoldoende om haar als kwetsbare persoon aan te merken in de zin van het arrest Tarakhel. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij ten prooi zal vallen aan mensen die misbruik van haar zullen maken. Het beroep van eiseres op de uitspraak van 16 maart 2017 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg (ECLI:NL:RBDHA:2017:2555) leidt niet tot een ander oordeel, nu het in die zaak ging om een vrouw die in Italië is aangerand en verkracht en na aankomst in Nederland suïcidaal was. De enkele vrees van eiseres in Italië ten prooi te vallen aan mensen die misbruik van haar zullen maken, is onvoldoende voor het oordeel dat overdracht aan Italië een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM oplevert.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.