ECLI:NL:RBDHA:2017:4621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
C/09/523706 / KG RK 16-2234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verblijving van octrooien en opschorting van pandrecht in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [verzoeker] verzocht om de verblijving van twee octrooien aan hem, geregistreerd onder nummers 1017444 en 1017697, en om de opschorting van het pandrecht van VA Banque. De zaak betreft een lening die [verzoeker] in 2001 heeft verstrekt aan Sulphide Productions Hong Kong Ltd, die niet is terugbetaald. De octrooien zijn in het verleden overgedragen aan Ceraglass, die de verplichting had om de schuld aan [verzoeker] te voldoen. [verzoeker] heeft verzocht om de octrooien op zijn naam te laten zetten, omdat hij van mening is dat de waarde van de octrooien gelijk is aan een bod van € 80.000,- dat op een veiling is gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de octrooien aan [verzoeker] moeten worden toebedeeld en dat zijn vordering op Ceraglass met dat bedrag moet worden verminderd. Tevens is bepaald dat VA Banque haar pandrecht gedurende 12 maanden niet mag uitoefenen, en dat MCM Holding haar pandrechtregistratie moet ongedaan maken. De proceskosten zijn toegewezen aan [verzoeker].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/523706 / KG RK 16-2234
Beschikking van 3 mei 2017
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. L.J. Gravendeel te Hilversum,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CERAGLASS PATENTEN B.V.,
gevestigd te Rijnsburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VA BANQUE MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Haarlem,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MCM HOLDING BV,
gevestigd te Oegstgeest,
verweersters,
advocaat mr. D.A. Beck te Leiden.
Partijen zullen hierna [verzoeker] , Ceraglass, Va Banque en MCM Holding worden genoemd. Verweersters gezamenlijk zullen worden aangeduid als Ceraglass c.s.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties 1-36;
  • het verweerschrift met producties 1-10;
  • het aanvullend verzoekschrift met producties 37 en 38;
  • de brief van verzoeker d.d. 10 april 2017 met productie 39;
  • de mondelinge behandeling op 12 april 2017, waarbij beide partijen een pleitnota hebben overgelegd.

2.De feiten

2.1.
In april 2001 heeft [verzoeker] een bedrag van NLG 500.000,- geleend aan Sulphide Productions Hong Kong Ltd (hierna: Sulphide). Deze lening is neergelegd in een schriftelijke overeenkomst van geldlening op 10 januari 2002. De lening diende volgens die overeenkomst op 31 december 2002 aan [verzoeker] te worden terugbetaald, hetgeen niet is gebeurd.
2.2.
De overeenkomst van geldlening bevat onder meer de bepaling dat alle kosten voor verkrijging van voldoening, in en buiten rechte, alle kosten van invordering daaronder begrepen, voor rekening van Sulphide zullen komen.
2.3.
Sulphide werkte ten tijde van het tot stand komen van deze overeenkomst van geldlening samen met Ceramtrade Hong Kong Ltd (hierna: Ceramtrade). Ceramtrade was houder van een Nederlands octrooi geregistreerd onder nummer 1017444 en Sulphide was houder van een Nederlands octrooi geregistreerd onder nummer 1017697. Beide octrooien zien op een methode voor het produceren van een driedimensionaal voorwerp in glas, eenvoudig gezegd een knikker met daarin een figuurtje. De twee octrooien zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als ‘de Octrooien’.
2.4.
Omdat voor de exploitatie van de Octrooien nieuwe investeringen nodig waren is in 2008 aanvullende financiering verkregen van Arcona Properties France I te Den Haag (hierna ‘Arcona’) en VA Banque. Ter zekerheid van de nakoming van de terugbetalingsverplichtingen verkregen zowel [verzoeker] als VA Banque en Arcona (pro rato naar hun vordering) een pandrecht op de Octrooien. Bij de totstandkoming van deze aanvullende financiering werd vastgesteld dat de vordering van [verzoeker] op Sulphide inclusief rente op dat moment € 570.171,- bedroeg, hetgeen is neergelegd in de overeenkomst tot verpanding van 17 juni 2008. Deze overeenkomst is op 20 mei 2015 in het octrooiregister ingeschreven.
2.5.
De overeenkomst tot verpanding bevat onder meer de bepaling dat op de Octrooien geen toekomstig pandrecht ten behoeve van derden gevestigd zal worden zonder de nadrukkelijke toestemming van de huidige pandnemers.
2.6.
Op 16 november 2011 hebben Sulphide en Ceramtrade de Octrooien overgedragen aan Ceraglass, onder de verplichting de schuld aan [verzoeker] , VA Banque en Arcona van in totaal € 670.171,- te voldoen.
2.7.
De vordering van Arcona is ingevolge een vaststellingsovereenkomst van 29 februari 2012 tussen Ceraglass en Arcona voldaan, waarmee het pandrecht van Arcona op de Octrooien is vervallen (nr. 4 van de vaststellingsovereenkomst).
2.8.
[verzoeker] heeft sinds juni 2015 diverse malen verzocht om terugbetaling van zijn lening. Ceraglass heeft tot op heden geen aflossingen op de lening van [verzoeker] verricht.
2.9.
Bij dagvaarding van 7 december 2015 is [verzoeker] bij deze rechtbank een procedure begonnen tegen Ceraglass en VA Banque. In die procedure is MCM Holding tussengekomen. In de procedure heeft [verzoeker] , kort weergegeven, primair gevorderd dat de Octrooien op zijn naam zouden worden gezet onder bepaling dat zijn vordering ter zake de geldlening zou zijn gekweten, alsmede te bepalen dat de vordering van VA Banque is verjaard, en subsidiair te bepalen dat Va Banque als pandhouder voor zijn financiële aandeel wordt geëerbiedigd maar wordt veroordeeld om aan hem de op haar vordering betrekking hebbende overeenkomsten of correspondentie met (de rechtsvoorgangers van) Ceraglass te overhandigen en te bepalen dat VA Banque zijn pandrecht niet eerder uit mag oefenen dan nadat [verzoeker] de octrooien fabrieksmatig heeft ingezet en er royalties worden verdiend.
2.10.
Bij vonnis alsmede beschikking van 18 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank geoordeeld dat, gelet op het gevoerde verweer ter zake de waarde van de Octrooien, niet vast is komen te staan dat de waarde van vordering daaraan ten minste gelijk is. De vordering om de Octrooien op naam van [verzoeker] te zetten was daarom niet toewijsbaar. De vorderingen tegen VA Banque zijn vervolgens bij gebrek aan belang eveneens afgewezen.
2.11.
MCM Holding is in voormelde procedure tussengekomen omdat zij op 6 maart 2015 een (tweede) pandrecht op de Octrooien heeft verkregen in verband met een vordering van haar op Ceraglass.
2.12.
Op 10 november 2016 heeft op instigatie van [verzoeker] ten overstaan van een notaris een openbare veiling van de verpande Octrooien plaatsgevonden. Op die veiling heeft een derde een bod gedaan van € 80.000,-, dat niet is aanvaard. Er is geen hoger bod gedaan.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt, na wijziging van zijn verzoek (waartegen geen bezwaar is gemaakt), bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. te bepalen ten aanzien van Ceraglass dat de Octrooien met de nummers 1017444 en 1017697 aan hem zullen verblijven in de zin van art. 3:251 BW [1] en op naam van hem mogen worden gezet in de daartoe bestaande octrooiregister(s);
1.1.
met bepaling dat zijn geldlening met rentedragende hoofdsom van € 570.171,- wordt verminderd ten bedrage van € 80.000,-;
1.1.1.
met bepaling dat Ceraglass binnen acht dagen na het wijzen van deze beschikking op eigen kosten en onvoorwaardelijk meewerkt aan de wijziging van de tenaamstelling van de Octrooien bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau, zodanig dat deze op naam van [verzoeker] komen en gelijktijdig de raadsman van [verzoeker] aangeeft dit te hebben uitgevoerd door toezending van de kopie van de communicatie tot instructie of uitvoering van de wijziging van de tenaamstelling als voornoemd;
1.1.2.
met bepaling dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 1.1.1. gestelde door Ceraglass, zij een dwangsom verbeurt aan [verzoeker] ten bedrage van
€ 150.000,- voor elk dag of dagdeel na de in 1.1.1. genoemde termijn dat zij niet meewerkt en dat betaling van de aldus verbeurde dwangsom(-men) dient te worden gedaan op de derdenrekening van de raadsman van [verzoeker] , te weten Stichting Beheer derdengelden Gravendeel advocaten t.w. ABN Amro bankrekening [bankrekening nummer] , een en ander met een maximaal te verbeuren bedrag van één miljoen euro;
1.1.3.
met bepaling dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 1.1.1. gestelde door Ceraglass deze beschikking op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats van de medewerking van Ceraglass kan worden gesteld opdat bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau (EOB), de wijziging van de tenaamstelling van de Octrooien op naam van [verzoeker] kan worden gesteld, en met de bepaling dat de redelijke kosten daartoe, hier bepaald op € 450,- ex b.t.w. voor de raadsman van [verzoeker] aangevuld met de kosten (leges p.m.) die bij de betrokken organisatie voor deze registratie dienen te worden voldaan, voor rekening komen van Ceraglass;
2. te bepalen dat Va Banque, onder handhaving van haar pandrechtregistratie, de uitoefening van haar pandrecht op de Octrooien voor de duur van 12 maanden na de uitspraak in deze procedure moet opschorten, zodat [verzoeker] de Octrooien kan exploiteren opdat hij via die exploitatie van de Octrooien geld kan genereren, met bepaling dat uitoefening van het pandrecht binnen genoemde opschortingstermijn tot verbeurte van een dwangsom leidt van € 25.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-;
2.1
te bepalen dat Va Banque als pandhouder uit hoofde van de Pandovereenkomst voor haar recht op afbetaling van enige geldstorting uit 2008, zijnde destijds
€ 25.000,- aan Ceraglass (althans in het gegeven geval aan haar rechtsvoorgangers Ceramtrade voornoemd resp. Sulphide voornoemd), wordt bevolen om aan [verzoeker] - ter gerechtvaardigde bepaling van diens pandrechtpositie jegens Va Banque - tegen behoorlijk bewijs van kwijting, bewijzen te verstrekken inhoudende afbetaling van het geheel door Ceraglass dan wel het bestaan van het recht op afbetaling of delen ervan en de daarmee corresponderende documenten die stuiting van dat recht op afbetaling staven dan wel om aan te geven dat zulke bewijzen niet bestaan c.q. niet meer bestaan, en dit bewijs aan [verzoekers] raadsman te zenden binnen 20 dagen na de datum van deze beschikking;
3. te bepalen dat MCM Holding haar pandrechtregistratie op de Octrooien bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau, ongedaan maakt gezien het contractuele verbod tot nadere bezwaring met een pandrecht zoals volgt uit de Pandovereenkomst geldend tussen [verzoeker] en Ceraglass;
3.1.
met bepaling dat MCM Holding binnen acht dagen na deze beschikking op eigen kosten en onvoorwaardelijk meewerkt aan de uitschrijving (deregistratie) van de pandrechten aangaande de Octrooien bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau, en gelijktijdig de raadsman van [verzoeker] aangeeft dit te hebben uitgevoerd door toezending van de kopie van de communicatie tot instructie of uitvoering van de uitschrijving van de pandrechten op naam van MCM Holding;
3.2.
met bepaling dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 3.1 gestelde door MCM Holding zij een dwangsom verbeurt aan [verzoeker] ten bedrage van
€ 150.000,- voor elk dag of dagdeel na de in 3.1. genoemde termijn dat zij niet meewerkt en betaling van de aldus verbeurde dwangsom(-men) dient te worden gedaan op de genoemde derdenrekening van de raadsman van [verzoeker] ;
3.2.
met bepaling dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 3.1. gestelde door MCM Holding binnen de acht dagen vermeld in 3.1. deze beschikking op de voet van art 3:300 BW in de plaats van de medewerking van MCM Holding kan worden gesteld opdat bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau (EOB), de uitschrijving van de pandrechten van MCM Holding ten laste van de Octrooien wordt gerealiseerd, en met bepaling dat de redelijke kosten daartoe, hier bepaald op € 450,- ex b.t.w. voor de raadsman van [verzoeker] aangevuld met de kosten (leges p.m.) die bij de betrokken organisatie voor deze registratie dienen te worden voldaan, voor rekening komen van MCM Holding;
4. subsidiair
4.1.
te bepalen ten aanzien van Ceraglass als in 1.1. voor de bedragen die de voorzieningenrechter als uitstaande schuld (hoofdsom) van Ceraglass aan [verzoeker] bepaalt en dat die uitstaande schuld met een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag afneemt en dat de Octrooien rechtsgeldig aan [verzoeker] verblijven in de zin van art. 3:251 BW met ingang van de dag van deze beschikking;
4.2.
te bepalen ten aanzien van Ceraglass zoals in 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3. verzocht doch aangepast in bedragen, termijnen en handelingen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend juist te zijn;
4.3.
te bepalen ten aanzien van Va Banque als in 2 resp. 2.1 verzocht doch aangepast in bedragen, termijnen en handelingen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend juist te zijn;
4.4.
te bepalen ten aanzien van MCM Holding als in 3 resp. 3.1, 3.2 en 3.3 verzocht doch aangepast in bedragen, termijnen en handelingen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend juist te zijn;

5.primair t.a.v. de kosten

5.1.
te bepalen dat Ceraglass wordt veroordeeld de proceskosten te voldoen op basis van de pandovereenkomst en de overeenkomsten van geldlening, die aan de zijde van [verzoeker]
€ 54.898,66 inclusief b.t.w. bedragen, waarvan € 6.775,- als buitengerechtelijke kosten gelden in de zin van de overeenkomsten van geldlening en pandovereenkomst te vermeerderen met de kosten van deze verzoekschriftprocedure, de deurwaardersexploten voor de notariële veiling, de kosten van de notariële veiling, griffierechten, advocaatkosten;
5.2.
te bepalen dat Va Banque wordt veroordeeld in de proceskosten ex art 289 Rv [2] , rekening houdend met de proceskostenveroordeling onder 5.1 en 5.4. en dat de betaling dient te geschieden door middel van overboeking op de derdenrekening voornoemd;
5.3.
te bepalen dat MCM Holding wordt veroordeeld in de proceskosten ex art 289 Rv, rekening houdend met de proceskostenveroordeling onder 5.1 en 5.2 en dat betaling dient te geschieden door middel van overboeking op de derdenrekening voornoemd;
5.4.
te bepalen dat Ceraglass, en/of Va Banque en/of MCM Holding worden bevolen de kosten waartoe zij zijn veroordeeld aan [verzoeker] te voldoen binnen acht dagen na het wijzen van deze beschikking, dit door middel van overboeking op de derdenrekening voornoemd;
subsidiair t.a.v. de kosten
5.5.
te bepalen dat Ceraglass wordt veroordeeld de proceskosten te voldoen op basis van de pandovereenkomst en de overeenkomst van geldlening doch aangepast in bedragen en termijnen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend juist te zijn en te voldoen zoals in 5.4 is bepaald;
5.6.
te bepalen dat Va Banque en MCM Holding worden veroordeeld de proceskosten te voldoen ex art 289 Rv aangepast in bedragen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend juist te zijn en te voldoen zoals in 5.4 is bepaald.
3.2.
[verzoeker] stelt daartoe dat zijn lening opeisbaar is, maar dat Ceraglass weigert tot betaling over te gaan. Dit terwijl naar hij stelt de Octrooien inmiddels winstgevend worden geëxploiteerd. Deze exploitatie vindt echter plaats via dochterondernemingen van Ceraglass waarbij de royalties opgaan aan kosten van haar bestuurders, zodat Ceraglass op papier in betalingsonmacht blijft verkeren. [verzoeker] wil daarom, mede gelet op de beperkte looptijd die de Octrooien nog hebben (tot 2021), dat deze op zijn naam worden gesteld. Het op de veiling gedane bod op de Octrooien van € 80.000,- moet worden geacht de marktwaarde ervan te vertegenwoordigen, zodat zijn vordering op Ceraglass met dat bedrag dient te worden verminderd. Nadat de Octrooien op naam van [verzoeker] zijn gesteld kan hij zelf de exploitatie ter hand nemen. Daartoe oefent hij zijn pandrecht uit en verzoekt hij om toepassing van artikel 3:251 BW.
3.2.1.
[verzoeker] is ermee bekend dat ook VA Banque een pandrecht op de Octrooien heeft gevestigd. Om exploitatie van de Octrooien door hem mogelijk te maken verzoekt hij te bepalen dat Va Banque haar vordering gedurende een periode van twaalf maanden na betekening niet mag uitoefenen. Relevant hierbij is dat volgens [verzoeker] het vorderingsrecht van VA Banque is verjaard, zodat daarmee ook dat pandrecht is komen te vervallen. Daarom verzoekt [verzoeker] tevens overlegging van bewijsstukken dat de vordering van VA Banque niet zou zijn verjaard (i.e. zou zijn gestuit).
3.2.2.
Wat betreft het pandrecht van MCM Holding wijst [verzoeker] er op dat in de tussen hem en Ceraglass gesloten pandovereenkomst is bepaald dat Ceraglass niet zonder toestemming van de bestaande pandhouders een nieuw pandrecht op de Octrooien mag vestigen. Deze toestemming is gevraagd noch verleend. Nu MCM Holding directeur en enig aandeelhouder van Ceraglass is moet zij van de gemaakte afspraak op de hoogte zijn geweest en maakt zij bewust gebruik van de wanprestatie van Ceraglass jegens [verzoeker] en handelt zij aldus onrechtmatig. Dit dient volgens [verzoeker] ongedaan gemaakt te worden.
3.3.
Ceraglass c.s. voert aan dat een deel van de verzoeken alleen in een dagvaardingsprocedure gevraagd kan worden. Een beroep op de wisselbepaling van artikel 69 Rv voor dit deel van het verzoek van [verzoeker] acht Ceraglass misbruik van recht.
3.3.1.
Verder voert Ceraglass c.s. aan dat [verzoeker] niet bevoegd is een verzoek ex artikel 3:251 BW zelfstandig in te dienen omdat sprake is van een gemeenschappelijk pandrecht met VA Banque. Verder betwist Ceraglass c.s. dat de waarde van de Octrooien op
€ 80.000,- kan worden gesteld. Ook betwist zij de door [verzoeker] gestelde waarde van diens vordering en omvang van het pandrecht.
3.4.
MCM Holding betwist daarnaast dat zij onrechtmatig jegens [verzoeker] handelt. Naar zij aanvoert is zij pas na het vestigen van haar pandrecht op de hoogte geraakt van het beding in de eerdere pandovereenkomst dat die vestiging verbiedt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Procedureel

4.1.
Het beroep van Ceraglass c.s. op misbruik van recht wordt verworpen. Zoals uit het navolgende zal blijken is geen noodzaak tot toepassing van artikel 69 Rv.
4.2.
Dat tegen een beslissing op een verzoek ex artikel 3:251 BW, zoals Ceraglass c.s. ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft opgemerkt, geen hogere voorziening openstaat speelt geen rol bij de beoordeling van de verzoeken. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat het partijen (hier: Ceraglass c.s.) vrij staat om in een daartoe strekkende bodemprocedure aan te voeren dat een eventueel te geven voorziening in deze verzoekschriftprocedure op onjuiste gronden genomen is en tenuitvoerlegging daarvan bijvoorbeeld misbruik van recht oplevert of anderszins onrechtmatig kan zijn.
Instemming Va Banque nodig?
4.3.
De voorzieningenrechter volgt Ceraglass c.s. niet in haar stelling dat sprake is van een gemeenschappelijk pandrecht van [verzoeker] en Va Banque (zodat volgens Ceraglass c.s. beide pandhouders toestemming dienen te verlenen tot parate executie). Hierbij wordt het volgende voorop gesteld. Wanneer de inhoud van de pandakte onduidelijk is, dan moet de inhoud via uitleg ervan worden vastgesteld. Het komt dan, behalve op de tekst van de akte zelf en hetgeen partijen daaruit redelijkerwijs hebben mogen begrijpen, aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uitleg van de pandakte dient, met andere woorden, te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 en HR 16 mei 2003, NJ 2004/183, ECLI:NL:HR:2003:AF4602, De Liser de Morsain/Rabobank).
4.4.
De tekst van de in het geding gebrachte akte van verpanding vermeldt ter zake de verpanding aan (onder meer) Va Banque dat “de octrooien tevens [zijn] verpand aan [verzoeker] ”. Daaruit valt weliswaar geen hele duidelijke aanwijzing af te leiden voor de ene of de andere lezing, maar de eerste gedachte is wel dat sprake is van twee afzonderlijke pandrechten. Er is immers geen bewoording gekozen als “gezamenlijk verpand” of iets dergelijks. Voorts is van belang dat geen sprake is van in de literatuur genoemde situaties van ontstaan van een gezamenlijk pandrecht, zoals een gezamenlijke lening door een bankenconsortium (zie Steneker, Pandrecht (Mon. BW nr. B12a) 2012, nr. 19). Noch is hier sprake van de andere situatie als bedoeld in die literatuurplaats (cessie van een deel van een vordering aan een tweede schuldeiser waardoor er twee schuldeisers (of meer) ontstaan). Het betreffen in deze zaak afzonderlijke leningen die bovendien op verschillende momenten in de tijd zijn aangegaan. Indien partijen een gezamenlijk pand hadden gewenst had dit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk overeen moeten zijn gekomen, juist ook omdat dit een afwijking is van de hoofdregel waar verschillende pandhouders met afzonderlijke leningen afzonderlijke rechten hebben. Dit klemt eens te meer doordat over de uitoefening van een dergelijk gezamenlijk pand recht in de regel afspraken dienen te worden gemaakt (zie artikel 3:168 BW). Dat zal haast wel moeten omdat bij gebreke daarvan (zoals in dit geval) immers ook volgens Ceraglass c.s. één van de deelgenoten in de gemeenschap de uitoefening van het pandrecht en bijbehorende parate executie van het onderpand zeer lang kan ophouden, wat nu juist indruist tegen datzelfde parate executierecht (alsmede onderhavige verzoekschriftprocedure ex artikel 3:251 BW). Het lijkt duidelijk dat partijen in elk geval bij het aangaan van de verpanding niet bij die (verregaande) consequenties hebben stilgestaan noch (desondanks) bewust hebben gekozen voor gemeenschappelijke verpanding. Geen van de partijen kon er zodoende geredelijk vanuit gaan dat de verpanding gemeenschappelijk zou zijn. Ceraglass heeft haar stelling dat partijen niettemin een gezamenlijk pandrecht hebben nagestreefd (inclusief voormelde verstrekkende consequentie) op dit punt ook niet nader onderbouwd.
4.5.
Uitwinning van het pandrecht op instigatie van alleen [verzoeker] is zodoende mogelijk en zo ook toedeling van de Octrooien aan hem volgens artikel 3:251 BW (mits aan de overige vereisten van dat artikel is voldaan). Toestemming van andere pandhouders is niet vereist. Zoals hierna nog zal blijken is overigens in dit geding ervan uit te gaan dat het pandrecht van Va Banque teniet is gegaan, zodat ook om die reden toestemming niet nodig is.
3:251 BW
4.6.
Ingeval een pand wordt uitgewonnen geldt volgens artikel 3:250 BW als hoofdregel dat dit gebeurt door middel van een openbare verkoop. Op grond van artikel 3:251 BW is een afwijkende wijze van verkoop, na toetsing door de voorzieningenrechter, echter mogelijk. Tot de mogelijkheden behoort het verlenen van toestemming door de voorzieningenrechter voor het verblijven van het pand aan de pandhouder, zoals [verzoeker] wenst. Daarvoor dient dan een bedrag te worden bepaald. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent als volgt.
4.7.
In de vorige zaak (zie r.o. 2.10) was onduidelijk welke waarde de octrooien vertegenwoordigen waardoor het verzoek geweigerd moest worden. Er dient een bedrag te worden gevonden dat de reële waarde van de Octrooien weerspiegelt. [verzoeker] heeft in deze zaak gesteld dat dit bedrag gelijk dient te worden gesteld aan het op zijn instigatie door een notaris gehouden veiling geboden bedrag van € 80.000,-. Ceraglass c.s. voert aan dat dit niet de daadwerkelijke waarde vertegenwoordigt omdat aanvankelijk in de veilingaankondiging een minimumprijs van € 1.150.000,- werd genoemd. Dit betoog volgt de voorzieningenrechter niet. [verzoeker] heeft onweersproken gesteld dat niet in alle aankondigingen een minimumbedrag is genoemd en dat het op de website waarnaar Ceraglass c.s. verwijst genoemde minimumbedrag na enige dagen (geruime tijd voor de daadwerkelijke veiling) is verwijderd. Ook in de aankondiging van de veiling in “De Telegraaf” en op diverse beurzen is kennelijk geen minimumprijs genoemd, zo heeft [verzoeker] onbetwist ter zitting gesteld. Al met al acht de voorzieningenrechter het onaannemelijk dat potentiële kopers daardoor zouden zijn weerhouden om een reële bieding te doen.
4.8.
Nu er door Ceraglass c.s. op niets verder is gewezen noch anderszins indicaties zijn dat het op de veiling geboden bedrag niet de reële waarde van de Octrooien weerspiegelt, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de Octrooien aan [verzoeker] dienen te worden toebedeeld voor een bedrag van € 80.000,- (met welk bedrag zijn vordering zal worden verminderd).
4.9.
De vraag welke hoogte de vordering van [verzoeker] nog heeft na aftrek van voornoemd bedrag behoeft in deze procedure geen beantwoording. Partijen zijn het er over eens dat de vordering waarvoor het pandrecht is gevestigd op 17 juni 2008 € 570.171,- bedroeg. Of het pandrecht ook is ziet op nadien vervallen rente en of daarbij al dan niet moet worden uitgegaan van de wettelijke handelsrente is tussen partijen in geschil, evenals de vraag of Ceraglass voor het gehele bedrag als schuldenaar heeft te gelden. Vast staat echter dat de hoogte van de verpande vordering jegens Ceraglass het bedrag van
€ 80.000,- ruim overtreft, zodat er geen reden is om op die grond af te zien van toedeling aan [verzoeker] .
3:300 BW
4.10.
Anders dan Ceraglass c.s. meent is toepassing van artikel 3:300 lid 2 BW in een verzoekschriftprocedure mogelijk [3] . De voorzieningenrechter ziet niet dat zulks niet zou kunnen, enkel omdat in het artikel het woord “op vordering” wordt genoemd. Dit verzoek zal derhalve in deze beschikking worden toegewezen. Daarnaast is, wederom anders dan Ceraglass c.s. meent, in de rechtspraak al geruime tijd aanvaard dat een dwangsom ook in een verzoekschriftprocedure kan worden opgelegd. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat de verzoeken 1.-1.1.3 ten aanzien van Ceraglass zullen worden toegewezen als na te melden.
Uitoefening pandrecht Va Banque
4.12.
[verzoeker] verzoekt toedeling van de Octrooien aan hem met daarbij de bepaling dat Va Banque gedurende een jaar niet van haar pandrecht gebruik maakt, voor zover dit pandrecht nog mocht bestaan. Artikel 3:251 BW bevat een afwijkingsmogelijkheid van de in artikel 3:250 BW als hoofdregel gegeven wijze van verkoop van een uit te winnen pand. De strekking van het artikel brengt met zich dat aan die onderhandse wijze van verkoop voorwaarden worden verbonden.
4.13.
[verzoeker] heeft een verklaring van de voormalig directeur van Ceraglass in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat het vorderingsrecht van Va Banque jegens Ceraglass is verjaard. Op grond van artikel 3:323 BW gaat een pandrecht teniet bij verjaring van de vordering waartoe het tot zekerheid strekt. Va Banque heeft verklaard dat de vordering niet inbaar is, zodat zij daarom de afgelopen jaren geen actie heeft ondernomen. Zij heeft de verjaring niet erkend maar evenmin gesteld dat de verjaring op enige wijze gestuit zou zijn. Wellicht is het laatste woord over die verjaring in het kader van een definitieve vaststelling erover nog niet gezegd, maar in deze procedure is er zodoende vanuit te gaan dat het pandrecht van Va Banque teniet is gegaan. Het mindere, de sub 2. verzochte niet-uitoefening ervan gedurende twaalf maanden, is daarmee toewijsbaar. Hierbij komt overigens dat [verzoeker] onbetwist heeft gesteld dat hij enige tijd nodig zal hebben om tot een winstgevende exploitatie van de Octrooien te komen. Aangezien Va Banque voorts zelf stelt dat inning van haar vordering geen optie is en zij kennelijk ook geen (parate) executie van de verpande Octrooien wenst, valt niet goed in te zien welk belang zij heeft bij haar verzet tegen een afkoelingsperiode van twaalf maanden. Het onder 2 verzochte kan zodoende worden toegewezen.
4.14.
Voor zover het verzoek van [verzoeker] onder 2.1 inhoudt dat Va Banque bewijsmiddelen overlegt waaruit blijkt dat diens vordering niet meer bestaat dan wel is verjaard staat dit in een te ver verwijderd verband met het verzoek tot toedeling. Artikel 3:251 BW biedt als vermeld ruimte voor afwijkende wijzen van verkoop, maar is niet bedoeld voor verzoeken tot afgifte van stukken ter anticipatie op een eventueel volgende procedure aangaande definitieve vaststelling van de verjaring. Hiervoor lijkt een vordering op grond van artikel 843a Rv de geëigende weg. Nu partijen in het debat echter in het geheel niet aan die grondslag hebben gerefereerd of de daartoe benodigde feiten hebben gesteld, kan het verzoekschrift niet worden beschouwd als verkeerd ingeleid processtuk zodat toepassing van artikel 69 Rv hier niet aan de orde is.
Pandrecht MCM Holding
4.15.
Het verzoek van [verzoeker] om te bepalen dat MCM Holding de registratie van haar pandrechten ongedaan dient te maken zal worden toegewezen. Het ten behoeve van [verzoeker] gevestigde pand is immers hoger in rang dan het later gevestigde pand van MCM Holding zodat parate executie door [verzoeker] betekent dat het onderpand (de Octrooien) wordt verkocht zonder het pand van MCM Holding. Het onder 3.1-3.3 verzochte is zodoende toe wijzen als na te melden onder verwijzing naar het in r.o. 4.10 geoordeelde.
Proceskosten
4.16.
[verzoeker] verzoekt jegens Ceraglass vergoeding van de volledige proceskosten op grond van de tussen hem en Sulphide gesloten overeenkomst van geldlening. Ceraglass heeft haar gebondenheid aan die bepaling bestreden, maar niet inzichtelijk heeft gemaakt op grond waarvan zij er op mocht vertrouwen dat [verzoeker] instemde met vervanging van zijn contractspartij zonder dat die nieuwe schuldenaar (in casu Ceraglass) ook aan deze bepaling uit de overeenkomst van geldlening gebonden zou zijn.
4.17.
Gelet op de strekking van de bepaling kan niet worden ingezien dat een daarop gegronde proceskostenveroordeling alleen in dagvaardingsprocedures kan worden gevorderd, zoals Ceraglass aanvoert. Nu Ceraglass geen verweer tegen de hoogte van de gevorderde kosten heeft gevoerd, zullen de proceskosten worden toegewezen als gevraagd, met dien verstande dat de naast het concreet genoemde bedrag van € 54.898,66 (inclusief BTW [4] ) gevorderde kosten als onvoldoende gespecificeerd zullen worden afgewezen. Het in dat bedrag begrepen griffierecht van € 228,- zal slechts voor één derde aan Ceraglass worden toegerekend.
4.18.
Va Banque en MCM Holding zullen elk worden veroordeeld in de kosten van [verzoeker] , telkens te begroten op één derde van het liquidatietarief van € 816,- aan kosten advocaat en één derde van het door Ceraglass c.s. verschuldigde griffierecht, zijnde € 228,-.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat de Octrooien met de nummers 1017444 en 1017697 aan [verzoeker] zullen verblijven in de zin van art. 3:251 BW en op naam van hem mogen worden gezet in de daartoe bestaande octrooiregister(s);
5.2.
bepaalt dat de vordering van [verzoeker] op Ceraglass wordt verminderd met een bedrag van € 80.000,-;
5.3.
bepaalt dat Ceraglass binnen acht dagen na heden op eigen kosten en onvoorwaardelijk dient mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de Octrooien bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau, zodanig dat deze op naam van [verzoeker] komen, onder toezending van een kopie van de communicatie tot instructie of uitvoering van de wijziging van de tenaamstelling als voornoemd aan de raadsman van [verzoeker] op diens postadres of e-mailaccount Gravendeel@GravendeelAdvocaten.nl;
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 5.3 bepaalde door Ceraglass, zij een dwangsom verbeurt aan [verzoeker] ten bedrage van € 5.000,- voor elke dag of dagdeel na de in 5.3 genoemde termijn dat zij in strijd met het onder 5.3 bepaalde handelt, met een maximum van € 100.000,- en dat betaling van de aldus verbeurde dwangsom(-men) dient te worden gedaan op de derdenrekening van de raadsman van [verzoeker] , te weten Stichting Beheer derdengelden Gravendeel advocaten t.w. ABN Amro bankrekening [bankrekening nummer] ;
5.5.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 5.3 bepaalde door Ceraglass deze beschikking op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats van de medewerking van Ceraglass kan worden gesteld opdat bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau (EOB), de wijziging van de tenaamstelling van de Octrooien op naam van [verzoeker] kan worden gesteld, en met bepaling dat de redelijke kosten daartoe, hier bepaald op € 450,- ex b.t.w. voor de raadsman van [verzoeker] aangevuld met de kosten die bij de betrokken organisatie voor deze registratie dienen te worden voldaan, voor rekening komen van Ceraglass;
5.6.
bepaalt dat Va Banque de uitoefening van haar pandrecht op de Octrooien voor de duur van 12 maanden na heden moet opschorten;
5.7.
bepaalt dat Va Banque ingeval zij handelt in strijd met het onder 5.6 bepaalde een dwangsom verbeurt van € 5.000 per dag met een maximum van € 50.000,-;
5.8.
bepaalt dat MCM Holding binnen acht dagen na heden op eigen kosten en onvoorwaardelijk haar pandrechtregistratie op de Octrooien bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau, ongedaan maakt;
5.9.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 5.8 bepaalde door MCM Holding, zij een dwangsom verbeurt aan [verzoeker] ten bedrage van € 5.000,- voor elke dag of dagdeel na de in 5.8 genoemde termijn dat zij in strijd met het onder 5.8 bepaalde handelt, met een maximum van € 100.000,- en dat betaling van de aldus verbeurde dwangsom(-men) dient te worden gedaan op de derdenrekening van de raadsman van [verzoeker] , te weten Stichting Beheer derdengelden Gravendeel advocaten t.w. ABN Amro bankrekening [bankrekening nummer] ;
5.10.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige medewerking aan het in 5.8 bepaalde door MCM Holding deze beschikking op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats van de medewerking van MCM Holdingkan worden gesteld opdat bij het Octrooicentrum c.q. equivalente organisaties zoals het Europees Octrooi Bureau (EOB), de uitschrijving van de pandrechten ten laste van de Octrooien wordt gerealiseerd, en met bepaling dat de redelijke kosten daartoe, hier bepaald op € 450,- ex b.t.w. voor de raadsman van [verzoeker] aangevuld met de kosten die bij de betrokken organisatie voor deze registratie dienen te worden voldaan, voor rekening komen van MCM Holding;
5.11.
veroordeelt Ceraglass in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 54.822,66 inclusief BTW;
5.12.
veroordeelt Va Banque in de proceskosten van [verzoeker] , tot op heden begroot op € 348,-;
5.13.
veroordeelt MCM Holding in de proceskosten van [verzoeker] , tot op heden begroot op € 348,-;
5.14.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.15.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F. Brinkman en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2017.

Voetnoten

1.Burgerlijk Wetboek
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Vgl voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 21 november 2013, genoemd in
4.[verzoeker] is een natuurlijke persoon zodat de voorzieningenrechter er – zonder dat van het tegendeel blijkt – van uitgaat dat hij de BTW niet kan verrekenen.