ECLI:NL:RBDHA:2017:3972
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van uitstel van vertrek op grond van medische noodsituatie bij vreemdelingenkinderen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 april 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Armeens kind, tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres stelde dat haar gezondheidstoestand reizen naar haar land van herkomst niet toestaat, en voerde aan dat de criteria die het Bureau Medische Advisering (BMA) hanteert voor het vaststellen van een medische noodsituatie niet zonder meer toepasbaar zijn op kinderen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat het BMA-advies inzichtelijk en concludent was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank oordeelde dat eiseres nog belang had bij de beoordeling van haar beroep, ondanks het verleende uitstel van vertrek, omdat zij in een gunstiger positie kan geraken. De rechtbank concludeerde dat de criteria voor medische noodsituaties bij kinderen niet alleen gebaseerd moeten zijn op suïcidaliteit, psychose en gedwongen opname, maar dat ook andere factoren, zoals toxische stress, in overweging moeten worden genomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet van de juistheid van het BMA-advies kon uitgaan, omdat het advies niet voldoende rekening hield met de specifieke situatie van kinderen.