1.3Bij primair besluit 2 heeft verweerder besloten dat eiseres vanaf oktober 2013 een bruto bedrag van € 9.683,54 teveel AOW-pensioen heeft gekregen, hetgeen zij moet terugbetalen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat sprake is van een gezamenlijke huishouding aangezien aan het huisvestingscriterium en aan het zorgcriterium wordt voldaan. In dit verband heeft verweerder overwogen dat eiseres en [persoon] beiden het hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en geen sprake is van zelfstandige afzonderlijke bewoning van een gedeelte van de woning door ieder van hen. Uit onderzoek is gebleken dat eiseres en [persoon] ongeveer 10 uur per week gezamenlijk doorbrengen. Eén van beiden haalt boodschappen die worden verrekend met elkaar. De woonkamer en keuken zijn ingericht met attributen van beiden. Er zijn geen afspraken vastgelegd over het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes of de aanschaf van witgoed, zoals een wasmachine die zij gezamenlijk gebruiken. Samen gaan zij 1 tot 2 keer per jaar op vakantie. Er is volgens verweerder geen sprake van een commerciële relatie, omdat niet van commercieel vormgegeven en gewaardeerde zorg kan worden gesproken. Het had eiseres naar de mening van verweerder, gelet op de bijlage bij het toekenningsbesluit van 2 december 2008, redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat haar woonsituatie van invloed is op de hoogte van het AOW-pensioen. Herziening met volledig terugwerkende kracht acht verweerder niet kennelijk onredelijk, omdat geen dringende redenen aanwezig zijn. Voorts is volgens verweerder niet gebleken van sociale of financiële omstandigheden op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van terugvordering moet worden afgezien.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat aan het zorgcriterium wordt voldaan, omdat 5 keer per week gezamenlijk wordt gedineerd, dat eiseres ook voor [persoon] kookt, dat beiden huishoudelijke werkzaamheden verrichten, zoals wassen en strijken, en dat gebruiks-goederen door beiden voor de helft worden betaald. De gezamenlijke activiteiten brengen met zich mee dat de relatie tussen eiseres en [persoon] verder gaat dan in een strikt zakelijke relatie gebruikelijk is. Voorts is verweerder van mening dat eiseres de Svb niet tijdig heeft ingelicht over het feit dat zij een gezamenlijke huishouding is gaan voeren met [persoon] . Reeds hierom acht verweerder geen dringende reden aanwezig. Daarnaast is met de financiële omstandigheden van eiseres rekening gehouden door een betalingsregeling met haar af te spreken, aldus verweerder.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij en [persoon] een gezamenlijke huishouding voeren. Indien naar het geheel van alle feiten en omstandigheden wordt gekeken leggen die meer gewicht in de schaal om te kunnen spreken van een commerciële relatie tussen eiseres en de verhuurder dan van een zorgrelatie. Zij heeft daarbij gewezen op de huurovereenkomst die zij met de verhuurder heeft gesloten en op het kasboek dat eiseres heeft bijgehouden. Er is volgens haar geen sprake van financiële verstrengeling. Ieder heeft een eigen auto en betaalt haar eigen verzekeringen.
Naar de mening van eiseres heeft verweerder alle gegeven informatie op een onjuiste manier geïnterpreteerd. Zij wijst er daarbij op dat eiseres 2 kamers huurt met eigen tv, zitplek en bed, die de verhuurder niet mag betreden. Beiden leiden hun eigen leven en trekken niet veel met elkaar op, in ieder geval niet in het weekeinde. Verder eten zij slechts 1 tot 2 keer per week gezamenlijk en koken zij zeker niet het merendeel van de week voor elkaar. Ieder doet haar eigen boodschappen, de boodschappen die ten behoeve van de gezamenlijke maaltijden worden gedaan worden onderling verrekend. Ook betaalt ieder haar eigen lasten. De constatering dat de woonkamer is ingericht met attributen van eiseres betekent niet dat van een gezamenlijke huishouding kan worden gesproken. Verder zijn er afspraken gemaakt over de kosten van het elektragebruik. Dat zij op voorhand het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes of witgoed niet hebben vastgelegd, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een commerciële relatie. Verder wijst eiseres erop dat zij slechts een enkele keer samen op vakantie zijn geweest. Volgens eiseres voldoet zij aan de voorwaarden als gesteld in de beleidsregels van verweerder (SB1237) om van een commerciële relatie te kunnen spreken. Uit het totaalbeeld kan niet tot een gezamenlijke huishouding worden geconcludeerd, aldus eiseres. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres afschriften van diverse verzekeringen overgelegd
Voorts voert eiseres aan dat het haar redelijkerwijs niet duidelijk was dat zij verplicht was om aan verweerder door te geven dat haar woonsituatie was veranderd. Ten slotte stelt eiseres dat de flinke achteruitgang in inkomen een dringende reden oplevert om van terugvordering af te zien.