In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de minister van Veiligheid en Justitie om documenten openbaar te maken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser, die een Wob-verzoek had ingediend, vroeg om openbaarmaking van documenten die betrekking hadden op het archiefonderzoek naar de beëindiging van de treinkaping bij De Punt in 1977. De minister had een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar de brieven van oud-militairen werden geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de oud-militairen zwaarder had kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking. De verklaringen van de oud-militairen waren persoonlijk van aard en konden, zelfs in geanonimiseerde vorm, leiden tot identificatie. De rechtbank benadrukte dat de oud-militairen hun verklaringen hadden afgelegd in de veronderstelling dat deze vertrouwelijk zouden blijven, en dat openbaarmaking hen en de Staat onevenredig zou kunnen benadelen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.