ECLI:NL:RBDHA:2017:3621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
C/09/17/58 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillietverklaring van voormalig vennoot van vennootschap onder firma

In deze zaak heeft [verzoeker] verzet ingesteld tegen de faillietverklaring die op 21 februari 2017 door de Rechtbank Den Haag is uitgesproken. De faillietverklaring betrof de vennootschap onder firma [A] en haar vennoten, waaronder [verzoeker]. De rechtbank heeft op 28 maart 2017 de zaak behandeld. De verzoeker, bijgestaan door haar advocaat mr. M. de Boorder, betoogde dat zij nooit vennoot van de vof is geweest en dat haar inschrijving in het handelsregister het gevolg was van een fout van de boekhouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] als vennoot was ingeschreven van 1 januari 2013 tot 1 september 2016 en dat [Y] gerechtvaardigd vertrouwen had dat hij zaken deed met de ingeschreven vennoten. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] aansprakelijk was voor de schulden van de vof, omdat zij zich als vennoot had gedragen en haar inschrijving niet had beëindigd. Het verzet van [verzoeker] werd ongegrond verklaard, en het verzoek tot veroordeling van [Y] in de proceskosten werd eveneens afgewezen. De rechtbank concludeerde dat [verzoeker] in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen, en dat het verzoek tot vernietiging van het faillissement werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/17/58 F
uitspraakdatum : 28 maart 2017
In het faillissement van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Duitsland),
woonadres: [postcode en woonplaats], [woonadres],
advocaat mr. M. de Boorder,
heeft [verzoeker] bij verzoekschrift verzet ingesteld tegen het vonnis van 21 februari 2017, waarbij onder anderen [verzoeker] in staat van faillissement werd verklaard.

1.Verloop van de procedure

1.1
Op 17 januari 2017 heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] B.V. gevestigd te [X] en bijgestaan door mr. M.M.E. van Veen-Oudenaarden (hierna: [Y]) een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van vennootschap onder firma [A], gevestigd te [W] (hierna: de vof) alsmede van haar (voormalig) vennoten [mede- vennoot] (hierna: medevennoot), [verzoeker] (hierna: [verzoeker]) en de besloten vennootschap [B] B.V.(hierna: [B]).
1.2
Bij vonnis van deze rechtbank van 21 februari 2017 zijn zowel de vof, als [medevennoot], [verzoeker] en [B] in staat van faillissement verklaard. Daarbij is benoemd tot rechter-commissaris: mr. M.M.F. Holtrop en tot curator: mr. B.F. van Noort.
1.3
[Verzoeker] heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 6 maart 2017, verzet ingesteld tegen dit vonnis voor zover dit betreft de faillietverklaring van haarzelf.
1.4
De curator heeft bij brief van 17 maart 2017 schriftelijk verslag uitgebracht omtrent de staat van de boedel.
1.5
Namens [verzoeker] zijn bij faxbericht van 20 maart 2017 producties in het geding gebracht.
1.6
Het verzoek is op 21 maart 2017 behandeld in raadkamer. Verschenen en gehoord zijn:
  • [Verzoeker], bijgestaan door mr. C.I. Zaad, waarnemend voor mr. De Boorder, en vergezeld van R.A. Holtkamp en H. Bakenes
  • mr. B.F. van Noort, curator,
  • [Y], vertegenwoordigd door [y], bijgestaan door mr. M.M.E. van Veen-Oudenaarden.
Mr. Zaad heeft een pleitnota overgelegd.

2.De beoordeling

2.1
Het verzet is tijdig en door een advocaat ingesteld. [verzoeker] is dus ontvankelijk in haar verzetschrift, zodat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling hiervan.
2.2
[Y] heeft als grondslag voor haar faillissementsaanvraag aangevoerd dat zij krachtens een vonnis van deze rechtbank van 13 mei 2015 een vordering heeft op de vof groot € 82.409,84. [verzoeker] is als voormalig vennoot van de vof aansprakelijk voor deze schuld nu deze is ontstaan in de periode dat zij vennoot was. Daarnaast laat [verzoeker] ook andere schulden onbetaald, meer in het bijzonder een schuld aan de belastingdienst van € 19.000,00.
2.3
Het verzet van [verzoeker] komt - kort en zakelijk weergegeven - op het volgende neer. Zij is niet aansprakelijk voor de schuld van de vof aan [Y], omdat zij nimmer vennoot van de vof is geweest. Zij is ooit als vennoot ingeschreven geraakt in het handelsregister van de Kamer van Koophandel door een fout van de boekhouder. Er zijn geen onderliggende stukken, jaarrekeningen of iets dergelijks waaruit blijkt dat [verzoeker] ooit vennoot is geweest. [verzoeker] heeft ook nooit als vennoot gefunctioneerd. Een foute inschrijving in het handelsregister heeft niet tot gevolg dat iemand daadwerkelijk vennoot is, daarvoor is nodig een vennootschapscontract. Dat [verzoeker] geen vennoot is blijkt uit een door [verzoeker] overgelegd vennootschapscontract uit 2013 waaruit blijkt dat [medevennoot] en [B] de vennoten zijn. [verzoeker] heeft dit contract enkel ondertekend als bestuurder van [B]. Wat betreft de steunvordering voert [verzoeker] aan dat zij tegen de aanslag van de belastingdienst een bezwaarschrift heeft ingediend. Zij verkeert dus niet in een faillissementssituatie. [verzoeker] verzoekt de rechtbank om [Y] te veroordelen in de proceskosten.
2.4
Bij de beoordeling van het verzet dient de rechtbank opnieuw onderzoek te doen naar de vraag of sprake is van de situatie dat [verzoeker] in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Daarbij geldt dat het onderzoek dient te geschieden op basis van de stand van zaken zoals die zich op het moment voordoet (Hoge Raad 5 juni 2015 ECLI:NL:HR:2015:1473).
2.5
De rechtbank stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 22 wetboek van koophandel worden vennootschappen onder firma aangegaan bij authentieke of bij onderhandse akte, zonder dat het gemis van een dergelijke akte aan derden kan tegengeworpen. Dit dwingend bewijsvoorschrift geldt onverminderd voor vennoten onderling en voor vennoten jegens derden, maar derden mogen het bestaan van de vof ook door andere middelen bewijzen, zoals blijkt uit het laatste deel van dit artikel (vergelijk: conclusie mr Timmermans ECLI:NL:PHR:2013:CA3786). Dat een vennootschapsakte ontbreekt waarin [verzoeker] als vennoot is vermeld, kan aan [Y] dus niet worden tegengeworpen, in die zin dat het ontbreken van een dergelijke akte [verzoeker] niet ontslaat van eventuele aansprakelijkheid voor de schulden van de vof.
2.6
De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] aansprakelijk is voor de schuld van de vof jegens [Y], en overweegt daartoe als volgt. Uit de overgelegde uittreksels van het handelsregister blijkt dat [verzoeker] als vennoot is ingeschreven geweest van 1 januari 2013 tot 1 september 2016. [Y] mocht er gelet op de inschrijving in de openbare registers vanuit gaan dat hij in de periode tot 1 september 2016 zaken deed met [medevennoot] en [verzoeker] als vennoten van de vof (vergelijk: HR 10-03-1989 NJ 1989,473). Daarbij komt dat [verzoeker], zoals door de curator in zijn verslag van
17 maart 2017 is vermeld, zich ook in het handelsverkeer feitelijk heeft gedragen als vennoot door in 2016 een pachtovereenkomst te ondertekenen die is gesloten tussen de vof en de huidige exploitant van een Grieks restaurant, waarbij de vof is vertegenwoordigd door haar vennoten, de heer [medevennoot] en [verzoeker]. Door zich aldus te gedragen en door na te laten haar inschrijving in het handelsregister als vennoot te beëindigen is bij [Y] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij zaken deed met de in het handelsregister ingeschreven vennoten. Dit maakt dat [verzoeker] aansprakelijk is voor de door de vof aangegane financiële verplichtingen in de periode dat zij als vennoot stond ingeschreven in het register. Dat [verzoeker] niet op de hoogte was van haar inschrijving als vennoot in het handelsregister dient voor haar eigen rekening en risico te blijven. De conclusie is dan ook dat summierlijk van het vorderingsrecht van [Y] op [verzoeker] is gebleken.
2.7
Uit een door [Y] in het geding gebracht overzicht van de belastingdienst blijkt dat sprake is van een steunvordering op [verzoeker] van € 19.000,00. Het verweer dat hiertegen een bezwaarschrift is ingediend wordt verworpen, nu een dergelijke vordering als steunvordering kan dienen ook wanneer daartegen een bezwaarschrift is ingediend (HR 7 juni 1974, NJ 1974/427).
2.8
Op grond van het bovenstaande is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden, welke aantonen, dat [verzoeker] verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, zodat het verzoek ongegrond moet worden geacht en dient te worden afgewezen.
2.9
Nu het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen wordt tevens het verzoek tot veroordeling van [Y] in de proceskosten afgewezen.
BESLISSING:
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot vernietiging van het faillissement van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Duitsland),
woonadres: [postcode, woonplaats en adres],
voormalig vennoot van VOF [A],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 00000000,
vestigingsadres: [postcode, vestigingsplaats en adres],
- wijst af het verzoek tot veroordeling van [Y] in de proceskosten.
Gegeven door mr. W.J. Don en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2017 in aanwezigheid van mr. F.M. Verburg, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementsrecht dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen bij het gerechtshof te Den Haag.