ECLI:NL:RBDHA:2017:2285
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking kort geding in intellectuele eigendomszaak
In deze zaak heeft Putkast B.V. CBM B.V. gedagvaard voor een kort geding, maar heeft zij de zaak op 10 november 2015 ingetrokken. Na de intrekking heeft CBM verzocht om Putkast te veroordelen in de proceskosten, welke door CBM zijn gespecificeerd op € 13.375,85. De voorzieningenrechter heeft de zaak aangehouden in afwachting van antwoorden van de Hoge Raad op prejudiciële vragen. Na de uitspraak van de Hoge Raad op 3 juni 2016 heeft CBM verzocht om voortzetting van de procedure en heeft zij haar vordering tot proceskosten vermeerderd tot € 13.848,48. Putkast heeft verzocht om afwijzing van deze vordering.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat CBM tijdig heeft medegedeeld dat zij vergoeding van haar kosten vordert, binnen de gestelde veertiendagentermijn. De vordering van Putkast tot intrekking van de zaak werd verworpen, omdat CBM tijdig had gereageerd. Putkast had in de dagvaarding een inbreukverbod gevorderd op basis van een octrooi, maar CBM stelde dat het octrooi nietig was, wat Putkast niet bestreed. Hierdoor werd Putkast als in het ongelijk gestelde partij beschouwd en veroordeeld in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten aan de zijde van CBM begroot op € 11.667,42, waarbij rekening is gehouden met de gemaakte kosten na de intrekking van de zaak. De kostenveroordeling werd niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is uitgesproken op 9 maart 2017 door mr. E.F. Brinkman.