ECLI:NL:RBDHA:2017:1777
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter-commissaris in het kader van inbewaringstelling
In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek van een verzoeker die gedetineerd was ten tijde van de behandeling van zijn vordering tot inbewaringstelling. De wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag heeft op 20 februari 2017 uitspraak gedaan over het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris, mr. M.L. Ruiter. De verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Roelse, stelde dat de rechter-commissaris de schijn van partijdigheid had gewekt. Dit verzoek volgde na de mondelinge mededeling van de rechter-commissaris over de vordering tot inbewaringstelling, waarbij de rechter-commissaris had aangegeven dat er ernstige bezwaren tegen de verzoeker bestonden. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien het verzoek werd gedaan op het moment dat de rechter-commissaris al met het mededelen van zijn beslissing was begonnen. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat een verzoek tot wraking kan worden gedaan tot het moment van einduitspraak. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de rechter-commissaris op de vordering tot inbewaringstelling gelijkgesteld kan worden met een einduitspraak, waardoor het wrakingsverzoek als niet tijdig werd aangemerkt. De verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.