ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5324

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129928
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.J. van der Meer
  • G.W.S. de Groot
  • B. Vogel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter-commissaris in strafzaken na inbewaringstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 11 december 2006 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. J. Kuijper. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. E.J. [H], de rechter-commissaris die de inbewaringstelling van de verzoeker had bevolen. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris partijdig was geweest tijdens de behandeling van de inbewaringstelling, omdat hij al een oordeel had geveld over de betrokkenheid van de verzoeker bij een criminele organisatie en stukken van de verdediging als vals had bestempeld.

De rechtbank oordeelde dat een beslissing tot inbewaringstelling moet worden beschouwd als een einduitspraak. Dit betekent dat, na een einduitspraak, wraking niet meer mogelijk is. De rechtbank stelde vast dat de rechter-commissaris niet de behandelende rechter was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend, omdat hij geen zaaks-RC was en er geen verzoeken tot opheffing of schorsing van de inbewaringstelling waren ingediend. Hierdoor was het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.

De rechtbank merkte op dat het veel te lang had geduurd voordat het wrakingsverzoek door de rechter-commissaris naar de wrakingskamer was doorgestuurd, wat onaanvaardbaar was. Desondanks werd het verzoek tot wraking afgewezen, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De rechtbank besloot het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en droeg de griffier op om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 129928 / HA RK 06-123
datum beslissing: 11 december 2006
Op verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
raadsvrouw mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 3 november 2006 heeft de raadsvrouw namens verzoeker de wraking verzocht van mr. E.J. [H], hierna te noemen: de rechter-commissaris, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer 15/501421-06 (verder te noemen: de hoofdzaak).
1.2 De rechter-commissaris heeft bij brief van 21 november 2006 op het verzoek gereageerd.
1.3 Verzoeker, de officier van justitie en de rechter-commissaris zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 6 december 2006.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw.
De rechter-commissaris heeft, met bericht, van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Voorts is verschenen de officier van justitie mr. H.F. Tillart.
2. Standpunten van betrokkenen
2.1 In het schriftelijke wrakingsverzoek is aangegeven dat de rechter-commissaris tijdens de behandeling van de inbewaringstelling blijk heeft gegeven van partijdigheid, door reeds een oordeel te hebben over de betrokkenheid van verzoeker bij een Nigeriaanse criminele organisatie en door de verdediging overgelegde stukken zonder enige grond als vals te bestempelen. Namens verzoeker is ter zitting ter onderbouwing van het verzoek bovendien aangevoerd dat de beslissing tot inbewaringstelling van verzoeker door de rechter-commissaris is gegeven voor de duur van veertien dagen en dat hij gedurende die veertien dagen bevoegd zou blijven bij eventuele verzoeken tot opheffing of schorsing die inbewaringstelling.
2.2 De rechter-commissaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, enerzijds omdat hij geen zaaks-RC is en eventuele onderzoekswensen dus niet door hem beoordeeld zullen worden en anderzijds omdat met het wrakingsverzoek het bevel bewaring - waartegen geen rechtsmiddel openstaat - alsnog ter discussie wordt gesteld. Daarvoor is de wraking niet bedoeld.
2.3 De officier van justitie heeft zich - kortweg - op het standpunt gesteld dat het wrakingverzoek in zijn ogen ontvankelijk is, maar dat het de vraag is welk doel het nog dient. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3. Beoordeling
3.1 De rechter-commissaris heeft op 2 november 2006 de inbewaringstelling van verzoeker bevolen. Een beslissing tot inbewaringstelling dient naar het oordeel van de wrakingskamer te worden beschouwd als een einduitspraak. Nadat een einduitspraak is gedaan is wraking niet meer mogelijk. De omstandigheid dat bij deze rechter-commissaris namens verzoeker wellicht gedurende de periode van inbewaringstelling verzoekschriften tot opheffing of schorsing van de inbewaringstelling hadden kunnen worden ingediend doet daaraan niet af. Dit is immers niet gebeurd. Bovendien staat vast dat deze rechter-commissaris niet de zaaks-RC was tot wie onderzoekswensen gericht dienden te worden.
Derhalve kan niet worden gesteld dat de rechter-commissaris nog behandeld rechter was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Het wrakingsverzoek dient daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden.
3.2 Hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht behoeft gelet op het bovenstaande geen bespreking.
3.3 De rechtbank zal het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
3.4 Dit neemt niet weg dat, nu het wrakingsverzoek reeds op 3 november 2006 is ingediend bij de rechter-commissaris, het veel te lang heeft geduurd voor deze het verzoek (op 20 november 2006) heeft doorgestuurd naar de wrakingskamer. Dit verdient geen schoonheidsprijs. De behandeling van het verzoek heeft daardoor onaanvaardbaar lang op zich laten wachten.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter-commissaris en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. G.W.S. de Groot en B. Vogel, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Lenssen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2006.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.