ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5324
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J. van der Meer
- G.W.S. de Groot
- B. Vogel
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter-commissaris in strafzaken na inbewaringstelling
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 11 december 2006 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. J. Kuijper. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. E.J. [H], de rechter-commissaris die de inbewaringstelling van de verzoeker had bevolen. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris partijdig was geweest tijdens de behandeling van de inbewaringstelling, omdat hij al een oordeel had geveld over de betrokkenheid van de verzoeker bij een criminele organisatie en stukken van de verdediging als vals had bestempeld.
De rechtbank oordeelde dat een beslissing tot inbewaringstelling moet worden beschouwd als een einduitspraak. Dit betekent dat, na een einduitspraak, wraking niet meer mogelijk is. De rechtbank stelde vast dat de rechter-commissaris niet de behandelende rechter was op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend, omdat hij geen zaaks-RC was en er geen verzoeken tot opheffing of schorsing van de inbewaringstelling waren ingediend. Hierdoor was het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
De rechtbank merkte op dat het veel te lang had geduurd voordat het wrakingsverzoek door de rechter-commissaris naar de wrakingskamer was doorgestuurd, wat onaanvaardbaar was. Desondanks werd het verzoek tot wraking afgewezen, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De rechtbank besloot het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en droeg de griffier op om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden.