ECLI:NL:RBDHA:2017:16355
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van de verzoeker, mr. drs. J.M.C. Niederer, tegen kantonrechter mr. M.H. Rochat. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een opgelegde bekeuring. De gemachtigde verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, maar dit verzoek werd door de kantonrechter afgewezen. De gemachtigde diende daarop een wrakingsverzoek in, omdat hij vreesde dat de kantonrechter partijdig zou zijn, aangezien deze zich al een oordeel had gevormd over het aanhoudingsverzoek zonder de verzoeker de gelegenheid te geven dit nader toe te lichten.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 8 mei 2017 waren zowel de verzoeker als zijn gemachtigde niet aanwezig, en ook de kantonrechter was afwezig. De kantonrechter betwistte de vrees voor partijdigheid en stelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een processuele beslissing is, die niet kan leiden tot een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om het aanhoudingsverzoek niet te honoreren was niet onbegrijpelijk, aangezien de verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om kennis te nemen van het procesdossier. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden.