ECLI:NL:RBDHA:2017:16354
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van de verzoeker, mr. drs. J.M.C. Niederer, tegen kantonrechter mr. M.H. Rochat. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een opgelegde bekeuring. De gemachtigde verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter. De gemachtigde diende daarop een wrakingsverzoek in, omdat hij vreesde dat de kantonrechter partijdig zou zijn, aangezien zij zich al een oordeel had gevormd over het aanhoudingsverzoek.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 8 mei 2017, maar zowel de verzoeker als zijn gemachtigde waren niet verschenen. De kantonrechter was ook afwezig. In de beoordeling van het wrakingsverzoek werd gesteld dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een processuele beslissing is, waartegen in beginsel geen wraking kan worden ingediend. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af.
De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en de kantonrechter.