ECLI:NL:RBDHA:2017:16262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
NL17.7136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Syrische vreemdeling met Venezolaanse nationaliteit en de beoordeling van beschermingsalternatieven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Syrische vrouw, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 juli 2017 werd afgewezen. De staatssecretaris stelde dat eiseres, naast de Syrische nationaliteit, ook de Venezolaanse nationaliteit heeft en dat zij daarom bescherming kan krijgen in Venezuela. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvullende gronden heeft ingediend. Tijdens de zitting op 21 december 2017 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres daadwerkelijk bescherming kan krijgen in Venezuela. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de bewijslast bij de verweerder ligt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet adequaat is ingegaan op de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden, zoals haar vertrek uit Venezuela op jonge leeftijd, het niet spreken van de taal, het ontbreken van familie in Venezuela, en de onveilige situatie in dat land.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 990,-. Deze uitspraak biedt een belangrijke reflectie op de verplichtingen van de staatssecretaris bij het afwijzen van asielaanvragen en de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.7136
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, mede namens haar minderjarige kind [kind]

(gemachtigde: mr. D.J. Merhottein),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

ProcesverloopBij besluit van 21 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tweemaal aanvullende gronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft door de rechtbank verzochte vertalingen ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hanina. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 990,- (negenhonderdnegentig euro).

Overwegingen

1. In geschil is de vraag of verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 omdat zij naast de Syrische tevens de Venezolaanse nationaliteit heeft en om die reden in Venezuela bescherming kan krijgen.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat er op grond van de Venezolaanse nationaliteitwetgeving waarop verweerder zich heeft beroepen vanuit mocht worden gegaan dat eiseres de Venezolaanse nationaliteit heeft. Dit geldt echter niet voor haar minderjarige zoon. Voor hem geldt dat hij de Venezolaanse nationaliteit desgevraagd zou kunnen verkrijgen.
3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in bestendige jurisprudentie uiteengezet wat het te hanteren toetsingskader is bij het tegenwerpen van een beschermingsalternatief als het onderhavige. Daarbij verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de Afdeling van 18 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2815, 11 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2954 en 28 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1240. Vereist is dat de vreemdeling de nationaliteit van het desbetreffende land op het moment van tegenwerping daadwerkelijk heeft en de bescherming van dat land kan krijgen. Tevens is vereist dat van de vreemdeling in redelijkheid kan worden verwacht dat hij zich onder de bescherming van de autoriteiten van het desbetreffende land stelt. Daarbij rust de bewijslast op verweerder en is verweerder gehouden om in te gaan op alle door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Verweerder is ruim onvoldoende ingegaan op de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden. Zo heeft verweerder geen aandacht besteed aan de stellingen van eiseres dat zij reeds vóór haar eerste verjaardag uit Venezuela is vertrokken; dat zij de taal niet spreekt; dat zij er geen familie heeft; dat haar echtgenoot en kinderen de Venezolaanse nationaliteit niet bezitten en in Syrië, oorlogsgebied verblijven en dat het in Venezuela niet veilig is. Het bestreden besluit is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd.
5. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu verweerder nader onderzoek zal moeten doen naar diverse aspecten van het bestreden besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding om de bestuurlijke lus toe te passen zoals ter zitting door verweerder verzocht, noch om anderszins tot een definitieve beslechting van het geschil te komen.
6. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 21 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel