In deze zaak is in geschil of de naheffingsaanslag omzetbelasting van € 875 en de boetebeschikking van € 87 terecht aan eiser zijn opgelegd. Eiser, die gedurende het jaar 2010 een eenmanszaak dreef, heeft de onderneming per 31 december 2010 gestaakt. De naheffingsaanslag is opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek dat heeft plaatsgevonden over de jaren 2008 tot en met 2012. Tijdens dit onderzoek is vastgesteld dat eiser 949 dvd’s heeft ingekocht en 331 dvd’s heeft verkocht, maar dat er geen administratie is overgelegd waarin de eindvoorraad dvd’s is verantwoord. Eiser heeft betwist dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en stelt dat hij slechts één werkdag had om te reageren op het controlerapport, wat volgens hem een schending van het verdedigingsbeginsel inhoudt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de vragen en correcties van verweerder. De rechtbank is van mening dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat eiser geen bewijs heeft geleverd dat de resterende dvd’s zijn geschonken aan de kringloopwinkel. De rechtbank concludeert dat de dvd’s ofwel zijn verkocht ofwel aan de onderneming zijn onttrokken, wat betekent dat er omzetbelasting over de restvoorraad moet worden afgedragen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verzuimboete van 10% van de verschuldigde belasting terecht is opgelegd, omdat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld of een pleitbaar standpunt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard.