In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiser] tegen de RDW en het CBR. [eiser] had de RDW en het CBR gedagvaard met de eis dat zijn Belgische rijbewijs binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan hem zou worden teruggegeven, onder verbeurte van een dwangsom, en daarnaast een voorschot van € 10.000,- op door hem geleden schade. Op 6 december 2017 heeft [eiser] echter de zaak ingetrokken, waarna de gedaagden verzochten om een beslissing over de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. De RDW en het CBR hebben hoge kosten gemaakt om verweer te voeren, maar [eiser] heeft ook aanzienlijke moeite moeten doen om zijn rijbewijs terug te krijgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de kosten van beide partijen gecompenseerd moeten worden, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat [eiser] niet nodeloos de kosten heeft veroorzaakt en dat de RDW en het CBR niet tijdig hebben gecommuniceerd over hun juridische bijstand. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen partijen in juridische procedures.