ECLI:NL:RBDHA:2017:15065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op kinderopvangtoeslag over de jaren 2013 en 2014

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 november 2017 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de kinderopvangtoeslag voor eiseres over de jaren 2013 en 2014. Eiseres had een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst/Toeslagen had deze aanvragen afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat zij alle kosten voor de kinderopvang had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 gebruik heeft gemaakt van een gastouderbureau, maar dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de gemaakte kosten. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante wetgeving en jurisprudentie, waarin is bepaald dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag moet kunnen aantonen dat de kosten daadwerkelijk zijn betaald. Eiseres heeft verschillende bewijsstukken overgelegd, maar de rechtbank concludeert dat deze stukken niet voldoende zijn om aan te tonen dat zij recht heeft op de toeslag. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 17/2727 en SGR 17/2729

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2017 in de zaken tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.E. González Pérez),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beslissingen op bezwaar van 13 maart 2017 de bezwaren tegen de hierna onder 7 en 8 genoemde beschikkingen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen op 14 april 2017 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft ter zake van de opvang van haar kind in de periode van
1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 gebruik gemaakt van het gastouderbureau [gastouderbureau] . Bij beschikking van 28 december 2012 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2013 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 12.082. Bij beschikking van 27 december 2013 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2014 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van €12.082.
2. Verweerder heeft eiseres bij brief van 22 juli 2014 meegedeeld dat zij geen kinderopvangtoeslag over 2014 meer krijgt, omdat er aanvullende gegevens nodig zijn om vast te kunnen stellen of eiseres recht heeft op kinderopvangtoeslag. Bij brief van 30 juli 2014 bevestigt verweerder de afspraak met eiseres dat zij op 1 september 2014 naar het kantoor van verweerder komt. In die brief verzoekt verweerder eiseres om nadere bewijsstukken -waaronder de jaaropgave over 2013, betalingsbewijzen en facturen over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2014 en maandelijkse urenstaten van de gastouder- mee te nemen.
3. Bij beschikking van 21 augustus 2014 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2014 - periode 1 januari 2014 tot en met 31 augustus 2014 - een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 8.054.
4. Op 1 september 2014 heeft eiseres ten kantore van verweerder diverse bewijsstukken overgelegd.
5. Op 1 september 2014 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2014 stopgezet. Vervolgens heeft eiseres op 7 november 2014 kinderopvangtoeslag aangevraagd met ingang van 1 augustus 2014.
6. Bij beschikking van 21 november 2014 is het aan eiseres toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 augustus 2014 gehandhaafd op € 8.054.
7. Verweerder heeft bij beschikking van 30 december 2014 de aan eiseres voor de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 augustus 2014 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien naar € 0. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
8. Verweerder heeft bij beschikking van 15 mei 2015 de kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 definitief berekend op € 0. Voor het jaar 2013 dient eiseres een bedrag van 12.503 (€ 12.082 + € 421 rente) terug te betalen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
9. Eiseres heeft in de bezwaarfase nadere bewijsstukken ingediend, waarna verweerder bij brief van 3 augustus 2016 eiseres heeft verzocht om voor het jaar 2014 nog aanvullende bewijsstukken te verstrekken, waaronder facturen over de periode 1 januari 2014 tot en met december 2014 en de urenstaten van de gastouder over de periode juni 2014 tot en met december 2014. Op 19 september 2016 heeft eiseres naar aanleiding van voormeld verzoek diverse stukken aan verweerder overgelegd.
10. Op 20 december 2016 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Eiseres is daarbij in de gelegenheid gesteld om ontbrekende bewijsstukken tot eind februari 2017 in te dienen. Eiseres heeft geen stukken meer ingediend, waarna verweerder op 3 maart 2017 op de bezwaren heeft beslist.
11. Verweerder heeft met dagtekening 28 april 2017 de definitieve berekening kinderopvangtoeslag over 2014 vastgesteld op € 0. Voor het jaar 2014 dient eiseres een bedrag van € 11.327 (€ 10.852 + € 475 rente) terug te betalen.
Geschil12. In geschil is of eiseres recht heeft op kinderopvangtoeslag over de jaren 2013 en 2014. Meer specifiek is in geschil of eiseres alle kosten voor de kinderopvang over de jaren 2013 en 2014 heeft betaald.
Beoordeling van het geschil
13. Uit artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, gelezen in samenhang met artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1114), bestaat geen aanspraak op kinderopvangtoeslag, indien de vraagouder niet kan aantonen dat hij het volledige bedrag aan kosten ook daadwerkelijk heeft betaald.
Jaar 2013
14. Met hetgeen eiseres aan stukken heeft overgelegd, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat zij alle kosten voor kinderopvang over het jaar 2013 heeft betaald. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het totaalbedrag van de jaaropgave 2013 (€ 11.891) en de facturen (€ 11.991) niet overeenkomt met de volgens de overgelegde bankafschriften verrichte betalingen aan het gastouderbureau in 2013 (€ 10.948,56). Ook met het door eiseres ingebrachte, volgens eiseres van het gastouderbureau afkomstige overzicht van € 11.775,56 aan betalingen (bijlage 30.2 van het verweerschrift), heeft eiseres niet aangetoond dat zij alle kosten van de kinderopvang voor het jaar 2013 heeft betaald. Voor zover al van de juistheid van het overzicht kan worden uitgegaan, heeft eiseres ook in dat geval niet alle in rekening gebrachte kosten van de kinderopvang betaald. Daarbij valt op dat eiseres vrijwel nooit het gehele factuurbedrag heeft betaald. Voor zover eiseres meent dat kinderopvangtoeslag dient te worden berekend over de werkelijk betaalde uren, faalt dat betoog. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dienen alle kosten van kinderopvang te zijn voldaan (zie onder meer de uitspraak van de ABRvS van 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6772 en hiervoor reeds aangehaald ABRvS 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1114). Eerst nadat is bezien of de in rekening gebrachte kosten overeenstemmen met het bedrag dat aantoonbaar is betaald, kan worden vastgesteld of alle kosten van kinderopvang zijn voldaan (vgl. r.o. 5.2 van ABRvS 2 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2748). Ook al heeft eiseres een deel van de kosten van de kinderopvang wel voldaan, dan betekent dit niet, dat zij aanspraak kan maken op een evenredig lager voorschot (zie uitspraak ABRvS van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1610).
Jaar 2014
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij aan stukken heeft overgelegd, ook voor het jaar 2014 niet aangetoond dat zij alle kosten voor kinderopvang voor dat jaar heeft betaald. Uit de door eiseres overgelegde stukken kan namelijk niet worden afgeleid wat het totaalbedrag aan kosten van kinderopvang over 2014 is geweest. Zo ontbreekt de jaaropgave van het gastouderbureau over het gehele jaar 2014. Het totaalbedrag aan facturen is € 14.176,80 (2.600 opvanguren). Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat die facturen als voorschotfacturen moeten worden beschouwd en daar niet van uit moet worden gegaan. Volgens het door het gastouderbureau aan de belastingdienst verstrekte overzicht bedragen de kosten over 2014 € 9.628,41 (1.793 opvanguren). Ook de overige stukken - de jaaropgave over de periode januari 2014 tot en met juni 2014 (€ 4.618,20 kosten), de jaaropgave van één de gastouders over zes maanden (€ 6.166,20), het overzicht in bijlage 8 en 9 van het nadere stuk van eiseres van 13 oktober 2017 (€ 11.384,40 kosten facturen), de urenregistratie (2.120 opvanguren) en de eigen opgave van eiseres in het voornoemde nadere stuk (€ 11.341,44 kosten facturen; 2.112 opvanguren) - sluiten qua kosten en uren niet op elkaar aan. Nu het totaal bedrag aan kosten van kinderopvang voor 2014 niet is vast te stellen, kan ook de hoogte van de kosten voor de periode van 1 januari 2014 tot aan de stopzetting van de kinderopvangtoeslag per 1 september 2014 niet worden vastgesteld. Het vorenstaande brengt mee dat de rechtbank aan de vraag of eiseres daadwerkelijk alle kosten heeft betaald niet toekomt en dat de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:589, in dit geval niet van toepassing is. Dat uit de overgelegde bankafschriften naar voren komt dat eiseres in 2014 betalingen aan het gastouderbureau heeft gedaan, maakt dit niet anders omdat zoals hiervoor onder 14 is overwogen geen recht bestaat op een evenredig deel aan kinderopvangtoeslag naar gelang de betalingen. De stelling van eiseres dat zij aan alle voorwaarden heeft voldaan en zij door de stopzetting van de kinderopvangtoeslag is gedupeerd, volgt de rechtbank niet, aangezien eiseres als aanvrager van de kinderopvangtoeslag niet heeft voldaan aan de eis dat zij een deugdelijke eigen administratie dient bij te houden. Het rapport van de Nationale Ombudsman van 9 augustus 2017 maakt dit niet anders.
16. Gelet op het vorenstaande heeft eiseres voor de jaren 2013 en 2014 geen recht op kinderopvangtoeslag. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De beroepen dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)