ECLI:NL:RBDHA:2017:15061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
AWB 17/12372 en 17/12370 (vovo)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gezinsvorming op basis van schijnrelatie tussen eiser en referente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een man van Ghanese nationaliteit, en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiser had een aanvraag ingediend voor afgifte van een document voor gezinsvorming bij een gemeenschapsonderdaan, maar deze aanvraag werd afgewezen door verweerder. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat er sprake was van een schijnrelatie tussen eiser en de referente, een Duitse nationaliteit hebbende vrouw. Verweerder stelde dat eiser en referente tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen hadden afgelegd over hun relatie, wat leidde tot de conclusie dat hun relatie niet authentiek was.

Eiser had eerder ook een aanvraag gedaan voor verblijf bij een andere partner, waarbij ook was vastgesteld dat er sprake was van een schijnrelatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende redenen had om de aanvraag te onderzoeken en dat de indicatoren die verweerder had gebruikt om te concluderen dat er een schijnrelatie was, gerechtvaardigd waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de rechtbank op het beroep had beslist. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de afwijzing van de aanvraag door verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17/12372 (beroep)
AWB 17/12370 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [persoonsnummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 31 oktober 2017 in de zaak tussen
[de man 1],
geboren op [geboortedatum 1] 1975, van Ghanese nationaliteit, eiser en verzoeker, hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: mr. J. Jager),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, voorheen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 5 augustus 2016 om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 juni 2017 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep bij de rechtbank ingesteld en verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig S.M. Nikolopoulos, tolk in de Engelse taal, en [de vrouw 1] (referente).

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep
1.1
Eiser beoogt, in het kader van gezinsvorming bij een economisch actieve gemeenschapsonderdaan, verblijf bij referente, geboren op [geboortedatum 2] 1978. Referente heeft de Duitse nationaliteit en is burger van de Europese Unie (EU).
1.2
Eiser heeft eerder, op 8 april 2013, een aanvraag om afgifte van bovengenoemd document ingediend voor verblijf bij [de persoon 1] . Bij besluit van 3 maart 2014 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 9 oktober 2014 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, omdat sprake is van een schijnrelatie tussen eiser en [de persoon 1] . Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend, zodat dit besluit in rechte vaststaat.
2.1
Verweerder heeft, mede aan de hand van paragraaf 4.2 van de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 2 juli 2009 betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van de Verblijfsrichtlijn (COM(2009) 313 definitief; hierna: de richtsnoeren), onderzocht of een schijnrelatie bestond tussen eiser en referente en hen op 24 januari 2017 afzonderlijk gehoord over hun gestelde relatie. Verweerder is tot dit onderzoek overgegaan, omdat hij van mening was dat er voldoende aanwijzingen waren die een onderzoek naar het al dan niet bestaan van een schijnrelatie tussen eiser en referente rechtvaardigden.
2.2
Verweerder heeft aan het onderzoek naar de door eiser en referente gestelde relatie zowel eerdere analyses en ervaringen (algemene indicatoren) als individuele indicatoren ten grondslag gelegd. De individuele indicatoren zijn:
1. omdat nergens uit is gebleken dat eiser in het verleden op legale wijze Nederland binnen is gereisd, neemt verweerder aan dat eiser Nederland illegaal is binnengereisd;
2. eiser heeft (langdurig) illegaal in Nederland verbleven. Eiser heeft in de periode tussen zijn vorige aanvraag voor verblijf bij [de persoon 1] en zijn huidige aanvraag sowieso illegaal in Nederland verbleven;
3. eiser heeft eerder, door de indiening van bovengenoemde aanvraag van 8 april 2013, geprobeerd verblijf in Nederland te krijgen bij eerdergenoemde partner, [de persoon 1] , en hierbij is vastgesteld dat tussen eiser en [de persoon 1] een schijnrelatie bestond. Eiser heeft dus tevergeefs geprobeerd in Nederland verblijf te krijgen door het aangaan van een schijnrelatie;
4. eiser heeft geen gehoor gegeven aan de vertrekplicht; en
5. eiser is zijn gestelde relatie met referente aangegaan, nadat hem een terugkeerbesluit was opgelegd.
2.3
Verweerder heeft uit het verslag van het gehoor van eiser en referente vervolgens de conclusie getrokken dat tussen hen een schijnrelatie bestaat. Volgens verweerder is gebleken dat eiser en referente vele ongeloofwaardige, tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen hebben afgelegd over het moment van hun gestelde samenwoning, een gestelde verhuizing naar en hun gestelde samenwoning op hun huidige adres, een gestelde reis van referente naar het buitenland, een gesteld ziekenhuisbezoek van eiser, mogelijk gebruik van medicijnen door eiser, de dagelijkse gang van zaken binnen hun gestelde relatie en het gestelde werk van referente. Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd.
Mocht verweerder eiser en referente horen over hun relatie?
3.1.1
Eiser betoogt dat verweerder referente en hem ten onrechte over hun relatie heeft gehoord, omdat verweerder geen gegrond vermoeden had van misbruik of fraude.
3.1.2
Ten aanzien van de individuele indicatoren voert eiser aan dat de illegale inreis, het illegale verblijf en het uitreiken van een terugkeerbesluit geen aanwijzingen zijn dat eiser zijn verblijf wilde legaliseren door een schijnrelatie met referente aan te gaan. Elk verband tussen deze feiten en de relatie tussen hen ontbreekt. De relatie met [de persoon 1] was geen schijnrelatie. Eiser heeft tegen voornoemd besluit van 9 oktober 2014 geen beroep ingesteld, omdat zijn relatie met [de persoon 1] toen was beëindigd en hij daarom geen belang had bij het instellen van beroep tegen dat besluit.
3.1.3.1 Ten aanzien van de algemene indicatoren voert eiser aan dat sprake is van een systematische controle, met name van mensen met een Ghanese achtergrond, woonachtig in Amsterdam Zuidoost. Door geen gegevens te verstrekken over de ‘eerdere ervaringen en analyses’ heeft verweerder de stelling dat een systematische controle plaatsvindt niet weerlegd. Verweerder heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het wonen in Amsterdam Zuidoost en de inschrijving van meer personen voor een woning een aanwijzing voor het bestaan van een schijnrelatie kan zijn.
3.1.3.2 Hij voert daarnaast aan dat verweerder in het primaire besluit van belang heeft gevonden dat niet duidelijk is waarom naast referente en hij andere personen op het [adres] staan ingeschreven en wat hun relatie met eiser en referente is. Eiser heeft hierover in bezwaar aangevoerd dat deze personen op dat adres staan ingeschreven, omdat zij daar wonen en dat eiser en referente met hen geen andere relatie heeft dan de relatie van medebewoners. Verweerder is hierop in het bestreden besluit niet ingegaan.
3.1.3.3 Hij voert verder aan dat verweerder in het primaire besluit heeft opgenomen dat uit eerdere ervaringen en analyses is gebleken dat bij een aanvraag vaak getuigenverklaringen worden overgelegd die afkomstig zijn van andere (West)-Afrikanen als sprake is van een schijnhuwelijk of schijnrelatie. Dat is volgens eiser echter niet vreemd, omdat het voor de hand ligt dat bijvoorbeeld mensen uit Ghana in hun woonomgeving aansluiting zoeken bij mensen met dezelfde achtergrond. In Amsterdam Zuidoost is een grote Ghanese gemeenschap, die onderling veel hulp en steun biedt. Veel van hen zijn religieus en bezoeken dezelfde kerk. Dan ligt het voor de hand dat voor het opstellen van een getuigenverklaring over de relatie in eerste instantie binnen deze kring of binnen de kerk wordt gezocht. Verweerder is in het primaire besluit ook op dit punt niet ingegaan.
3.2.1
De rechtbank overweegt als volgt.
3.2.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 juli 2017; ECLI:NL:RVS:2017:2031, heeft verweerder bij het antwoord op de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen beoordelingsruimte. De in de richtsnoeren opgenomen lijst met concrete aanwijzingen die kunnen leiden tot het instellen van een onderzoek naar eventueel misbruik heeft een niet‑limitatief karakter. Het staat verweerder dan ook vrij andere omstandigheden in de beoordeling te betrekken. Het vorenstaande laat onverlet dat de bestuursrechter kan toetsen of de door verweerder daartoe in aanmerking genomen concrete aanwijzingen het instellen van een onderzoek rechtvaardigen.
3.2.3
De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3081), van oordeel dat verweerder de in overweging 2.2 genoemde indicator 2 niet ten onrechte in aanmerking heeft genomen bij zijn beslissing om onderzoek in te stellen naar de door eiser en referente gestelde relatie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser het standpunt van verweerder, dat hij (langdurig) illegaal in Nederland heeft verbleven, niet heeft bestreden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook de in rechtsoverweging 2.2 genoemde individuele indicator 3 ten grondslag mocht leggen aan zijn beslissing eiser en referente over hun gestelde relatie te horen, omdat met het besluit van 9 oktober 2014 in rechte is komen vast te staan dat eiser met [de persoon 1] een schijnrelatie is aangegaan. Dat eiser om hem moverende redenen tegen dat besluit geen beroep heeft ingesteld, maakt dit niet anders. Ten slotte staat vast dat aan eiser een terugkeerbesluit was opgelegd voordat eiser zijn gestelde relatie met referente is aangegaan.
3.2.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, wat er ook zij van de overige door verweerder bij de besluitvorming in aanmerking genomen algemene en individuele indicatoren, gelet op de hiervoor genoemde drie factoren, in onderlinge samenhang bezien, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat een nader onderzoek naar de door eiser en referente gestelde relatie in dit geval gerechtvaardigd was. Dit betekent dat geen bespreking behoeft de vraag of verweerder bij die beslissing ook de in overweging 2.2 genoemde indicator 1 in aanmerking heeft mogen nemen en dat ook op het in 3.1.3 tot en met 3.1.5 aangevoerde niet hoeft te worden ingegaan. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder onderzoek mocht doen naar de door eiser en referente gestelde relatie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser en referente over hun gestelde relatie mocht horen, omdat, zoals volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de hiervoor genoemde uitspraak van 25 juli 2017, het onderzoek om misbruik van de in de Verblijfsrichtlijn genoemde rechten vast te stellen een afzonderlijk onderhoud met elk van de partners kan omvatten.
Hebben de gehoorambtenaren eiser en referente op een vooringenomen wijze benaderd?
4.1
Eiser betoogt dat de gehoorambtenaren referente en hem op een vooringenomen wijze hebben bejegend. Verweerder kan niet ontkennen dat het verhoor is gehouden vanuit een verdenking dat zij een schijnrelatie hebben. Als iemand van het plegen van diefstal wordt verdacht, is een politieonderzoek erop gericht om deze verdenking hard te maken. Er wordt gezocht naar bewijs voor het plegen van diefstal en er wordt niet gezocht naar bewijs dat de verdachte kan ontlasten. Verweerder heeft met de ontkenning dat de gehoorambtenaren vooringenomen hebben gehandeld onvoldoende oog voor deze psychologisch relevante invalshoek, aldus eiser.
4.2
Zoals volgt uit rechtsoverweging 3.2.4 bestonden er voldoende individuele indicatoren dat verweerder eiser en referente over hun gestelde relatie mocht horen. Uit de enkele omstandigheid dat verweerder tot een gehoor heeft besloten op basis van de toepasselijkheid van een aantal indicatoren, kan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand worden aangenomen dat de gehoorambtenaren de vreemdeling en een referent op een vooringenomen wijze zullen bejegenen. Het ligt op de weg van eiser om met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat dit wel het geval is. De rechtbank volgt verweerder in zijn in het bestreden besluit opgenomen standpunt dat eiser niet heeft onderbouwd dat de gehoorambtenaren eiser en referent op een vooringenomen wijze hebben bejegend en dat dit ook niet blijkt uit het verslag van de hoorzitting. Zoals blijkt uit pagina 10 van het rapport van gehoor heeft referente de vraag van de gehoorambtenaren of zij haar op de juiste wijze te woord hebben gestaan en behandeld bevestigend beantwoord. Zoals blijkt uit de pagina’s 19, 26 en 33 van het gehoor hebben eiser en referente soortgelijke vragen van de gehoorambtenaren ook bevestigend beantwoord. Zoals blijkt uit pagina 34 van het rapport van gehoor heeft eiseres op de vraag van de gehoorambtenaren of zij door hen goed is behandeld geantwoord dat zij harde vragen hadden en dat haar rare vragen waren gesteld. Blijkens pagina 35 van het gehoor heeft de gemachtigde van eiser, die ook bij het gehoor aanwezig was, een toelichting gegeven op het door referent gegeven antwoord en daarna opgemerkt dat hij zou hebben ingegrepen als er rare vragen waren gesteld en dat hij dit niet heeft gedaan. Ten slotte hebben eiser en referente, zoals blijkt uit pagina 36 en 37 van het gehoor, de vraag van de gehoorambtenaren of zij hen goed hebben behandeld en juist te woord hebben gestaan beiden bevestigend beantwoord. Gelet op het vorenstaande volgt de rechtbank eiser niet in het aangevoerde.
Mocht verweerder uit de verklaringen van eiser en referente tijdens het gehoor de conclusie trekken dat tussen hen een schijnrelatie bestaat?
5.1.1
Eiser voert aan dat verweerder de verschillen in de door referente en hem gegeven antwoorden sterk heeft uitvergroot en de vele gelijkenissen in hun verklaringen volledig heeft genegeerd. Het gaat om vaak essentiële, gelijkluidende verklaringen over wezenlijke onderdelen van een relatie. Uit de besluitvorming blijkt ten onrechte niet welke betekenis verweerder aan die gelijkluidende verklaringen toekent. Verweerder heeft het in het primaire besluit opgenomen standpunt over het werk en inkomen van referente in het bestreden besluit volledig moeten herzien en in het bestreden besluit tot de conclusie moeten komen dat geen sprake was van discrepanties in de door referente opgegeven inkomsten. Eiser heeft bij de aanvraag al bewijzen van de relatie gevoegd, te weten een relatieverklaring EU-burger, een bankafschrift van de gezamenlijke rekening van eiser en referente, bewijzen van betalingen aan de kinderen van eiser in Ghana, een aankoopbon van de IKEA, een getuigenverklaring over de relatie van [de persoon 2] , een oud huisgenoot en vriend, en foto’s van eiser en referente samen. Het hebben van een gemeenschappelijke bankrekening is een belangrijke aanwijzing voor een financiële verstrengeling. Mensen met een schijnrelatie plegen geen gemeenschappelijke bankrekening te hebben. Daarbij komt nog dat op die bankrekening vooral het inkomen van referente wordt gestort ten behoeve van de kinderen van eiser. Verweerder is zonder motivering niet ingegaan op het bewijsaanbod van eiser om [de vrouw 2] , de hoofdbewoner van [adres] in Amsterdam, en de andere bewoners van dat adres in bezwaar te horen. Eiser en referente hebben beiden verklaard dat het initiatief tot het samenwonen van referente kwam. Dit is een aanwijzing dat eiser niet uit was op een relatie om zijn verblijf in Nederland te legaliseren. Ook hebben zij allebei verklaard dat zij met elkaar hebben gesproken over het krijgen van een kind en over het sluiten van een huwelijk. Deze punten zijn wezenlijk voor het bestaan van een echte relatie, maar verweerder heeft hieraan om onbegrijpelijke redenen geen betekenis toegekend. Eiser heeft in de confrontatieronde tijdens het gehoor en in bezwaar een toelichting gegeven op de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden en toegegeven dat hij zich op een aantal onderdelen heeft vergist. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat een confrontatieronde niet is bedoeld om een eerder afgelegde verklaring geheel teniet te doen. Als tijdens een confrontatieronde blijkt dat een vergissing is gemaakt, moet de gelegenheid worden geboden een verklaring te herstellen, omdat geheugens soms moeten worden opgefrist.
5.1.2
De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.3
Blijkens pagina 10 van het rapport van nader gehoor heeft referente over de gestelde verhuizing van eiser en referente van [de straat] naar [adres] verklaard dat een vriend van eiser hen heeft geholpen. Referente heeft daarnaast verklaard dat hij alles heeft geregeld, dat hij iemand met een bestelbus kende, dat een andere vriend van eiser alles had geregeld en dat eiser hem daarvoor moest betalen. Referente heeft daarnaast verklaard dat twee vrienden hebben geholpen, dat de één heeft geholpen met sjouwen en dat hij bij de ander een bestelbus had gehuurd en dat die heeft gereden. Verder heeft referente verklaard dat de verhuizing ’s middags plaatsvond. Zoals blijkt uit pagina 18 van het rapport van nader gehoor heeft eiser op de vraag van de gehoorambtenaren over de verhuizing ‘De dag van de verhuizing, hoe zijn jullie verhuisd? Hebben er mensen geholpen en met welk vervoer’ het volgende geantwoord: ‘een man van onze kerk verscheept sprinterbussen aan Ghana, en als je spullen hebt die verhuisd moeten worden kan je hem bellen.’ Eiser heeft blijkens pagina’s 18 en 19 verklaard dat deze vriend [de man 2] heette en dat [de man 2] zelf heeft gereden. Op de vraag van de gehoorambtenaar ‘heeft er verder nog iemand geholpen?’ heeft eiser geantwoord: ‘nee. Alleen [de man 2] ’. Eiser heeft verklaard dat referente de lichte spullen heeft meegenomen naar de auto, maar dat [de man 2] eiser heeft geholpen met de zware dingen, zoals het bed en andere spullen. Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij de spullen samen met [de man 2] in de lift heeft gezet en naar boven heeft gesjouwd. Eiser heeft ook verklaard dat de verhuizing in de avond plaatsvond.
5.1.4
Blijkens pagina 20 van het rapport van gehoor heeft referente verklaard dat zij en eiser de kledingkast twee maanden nadat zij op het [adres] zijn gaan wonen bij de IKEA hebben gekocht. Zoals blijkt uit pagina 19 van het rapport van gehoor heeft eiser verklaard dat dit drie dagen na de verhuizing plaatsvond.
5.1.5
Blijkens pagina 6 van het rapport van gehoor heeft referente de vraag van de gehoorambtenaar ‘heeft hij sinds u hem kent ooit medische behandeling ondergaan? Dus is hij bij een ziekenhuis of huisarts geweest?’ geantwoord: ‘Vorige week heeft hij gezegd dat hij naar het ziekenhuis zou gaan, maar ik heb niet gevraagd of hij is geweest.’ Op de vraag ‘U weet niet of hij is geweest?’ heeft referente geantwoord: ‘Dat heb ik niet gevraagd en hij heeft het ook niet gezegd’. De vraag van de gehoorambtenaar of eiser medicijnen gebruikt, heeft referente ontkennend beantwoord. Blijkens pagina 14 van het rapport van nader gehoor heeft eiser op de vraag van de gehoorambtenaar: ‘En wat zeiden ze in het ziekenhuis dat u had?’ geantwoord: ‘Er is bloed afgenomen, maar we hebben nog geen uitslag. Ze hadden een recept voor de apotheek. Ik ben er al mee begonnen.’ De vragen of referente weet dat eiser is begonnen en of zij weet dat eiser naar het ziekenhuis is geweest, heeft eiser bevestigend beantwoord. Blijkens pagina 15 van het rapport van gehoor heeft eiser op de vraag van de gehoorambtenaar: ‘Heeft ze na haar werk nog gevraagd aan u hoe het is gegaan?’ geantwoord: ‘Jazeker, ik heb gezegd dat het goed afliep en dat ik medicijnen moest ophalen.’
5.1.6
Blijkens pagina 15 van het rapport van gehoor heeft eiser op de vraag van de gehoorambtenaren ‘Wie zijn jullie huisartsen? Heeft u een huisarts?’ geantwoord: ‘Ja, we hebben één huisarts.’ Blijkens pagina 7 van het gehoor heeft referente verklaard dat zij een huisarts heeft en dat eiser een andere huisarts heeft.
5.1.7
Blijkens pagina 7 van het gehoor heeft referente verklaard dat zij [de persoon 3] niet kent, dat deze persoon niet bij eiser en referente woont en dat naast eiser en referente alleen [de persoon 4] en [de vrouw 2] in huis wonen. Zoals blijkt uit pagina 16 van het rapport van gehoor heeft eiser over [de persoon 3] verklaard dat dit de vriend van [de vrouw 2] is en dat hij bij eiser en referente woont. Eiser heeft op de vraag van de gehoorambtenaar ‘met hoeveel personen wonen jullie in huis?’ geantwoord dat daar vijf personen wonen, namelijk referente, eiser, de huiseigenaar met vriend en [de persoon 4] wonen. Eiser heeft verder verklaard dat [de persoon 3] daar al woonde toen eiser en referente daar kwamen wonen.
5.1.8
Blijkens pagina 20 van het rapport van gehoor heeft referente op de vraag van de gehoorambtenaren ‘Waar eten jullie in de avond, op welke plek in het huis?’ geantwoord: ‘Meestal ga ik in onze slaapkamer eten en [de man 1] ook, heel af en toe eten we aan de eettafel in de woonkamer.’ Blijkens pagina 27 van het gehoor heeft eiser op de vraag ‘Waar eten jullie in de avond, op welke plek in huis’ geantwoord: ‘Er zijn twee eettafels, één in woonkamer en één in keuken. Wij eten bijna altijd in de keuken.’ De vraag van de gehoorambtenaar of eiser en referente in de avond in de keuken eten heeft eiser vervolgens bevestigend beantwoord. Op de vraag van de gehoorambtenaren of zij ook wel eens in de woonkamer hebben gegeten, heeft eiser als volgt geantwoord: ‘De huisbaas heeft niet gezegd dat we daar niet mogen, maar dat doen we niet’.
5.1.9
Referente heeft blijkens pagina 21 van het rapport van gehoor verklaard dat zij sinds zij op [adres] samenwonen geen bruiloft hebben meegemaakt. Eiser heeft blijkens pagina 29 van het gehoor verklaard dat zij sinds zij op [adres] wonen één keer een bruiloft hebben meegemaakt, dat iemand van de kerk hen had uitgenodigd en dat dit op een zondag was, drie of vier maanden geleden.
5.1.10
Blijkens pagina 29 heeft eiser op de vraag van de gehoorambtenaren ‘Hebben jullie op 25 december iets gedaan of op 26 december?’ geantwoord: ‘We zijn thuis gebleven en hebben thuis gegeten.’ Zoals blijkt uit pagina 22 van het rapport van gehoor heeft referente op de vraag hoe zij vorige maand kerstmis hebben gevierd, verklaard dat zij op 25 december naar de kerk zijn geweest en dat zij samen gingen.
5.1.11
Blijkens pagina 23 van het rapport van gehoor heeft referente verklaard dat eiser en referente de zondag voor de hoorzitting nog naar de kerk zijn geweest. Referente heeft daarnaast verklaard dat zij met de bus of met een lift naar de kerk gaan en dat zij afgelopen zondag met een lift zijn geweest. Een vriend van eiser kwam hen toen ophalen. Op de vraag van de gehoorambtenaren met hoeveel personen zij naar de kerk zijn gereden heeft referente, zakelijk weergegeven, geantwoord dat dit eiser, referente, de man die reed en zijn vrouw waren. Blijkens pagina 25 van het gehoor heeft referente verklaard dat zij vorige week donderdag voor het laatste heeft gewerkt. Blijkens pagina 30 van het rapport van gehoor heeft eiser op de vraag van de gehoorambtenaren wanneer referente voor de laatste keer naar de kerk is geweest, geantwoord: ‘Ik denk twee weken geleden, want vorige week moest ze werken’. Eiser heeft verder verklaard dat zij samen gingen en dat dit de laatste keer en op een zondag was. De vraag ‘Hoe reizen jullie vanaf jullie woning naar de kerk?’ heeft eiser als volgt beantwoord: ‘Lopen, dat is maar vijf minuten ongeveer.’ Eiser heeft blijkens pagina 31 nogmaals verklaard dat referente afgelopen zondag moest werken en blijkens pagina 32 dat zij zondag voor het laatst had gewerkt.
5.1.12
Zoals blijkt uit pagina 12 van het rapport van nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij de kinderen van referente wel door de telefoon spreekt, dat de kinderen van referente met hun moeder aan de telefoon spreken en dat zij dan de telefoon aan eiser geeft om hen te begroeten. Op de vraag wanneer hij de kinderen voor het laatst heeft begroet, antwoordde eiser dat dit zondag was. Zoals blijkt uit pagina 5 van het rapport van gehoor heeft referente de vraag van de gehoorambtenaren of eiser haar kinderen wel eens aan de telefoon heeft gesproken, geantwoord dat hij hen nog nooit via de telefoon heeft gesproken, maar dat hij wel weet dat zij kinderen heeft.
5.1.13
Eiser heeft blijkens pagina 29 van het gehoor de vraag van de gehoorambtenaren of hij en referente wel eens uit eten gaan bevestigend beantwoord. Op de vraag of zij dat wel eens gedaan hebben sinds zij samenwonen, heeft eiser verklaard: ‘negen dagen geleden gingen we naar de Amsterdamse Poort.’ De vraag hoe vaak eiser en referent uit eten gaan heeft eiser als volgt beantwoord: ‘Ik werk nu niet dus we kunnen niet steeds buiten eten, dus we proberen dat te beperken, anders zouden we twee keer per maand gaan.’ Referente heeft, zoals blijkt uit pagina 22 van het rapport van gehoor, de vraag van de gehoorambtenaren of zij wel eens uit eten gaan ontkennend beantwoord. Op de vraag of zij dit ooit wel eens hebben gedaan sinds zij samenwonen, heeft referente geantwoord: ‘Een keer. In de Amsterdamse Poort bij een Chinees restaurant.’ Op de vraag van de gehoorambtenaren wanneer het uit eten gaan ongeveer was, antwoordde referente dat dit ergens vorig jaar was.
5.2
De rechtbank volgt verweerder reeds op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen uit het gehoor van eiser en referente dat zij op essentiële punten, zoals over het samenwonen, het verloop van hun relatie, het weekend voorafgaande aan de hoorzitting en over het dagelijks leven verschillend hebben verklaard en dat zij er niet in zijn geslaagd om op die essentiële en recente gebeurtenissen gelijkluidende verklaringen af te leggen. Van personen die stellen samen te wonen en een gemeenschappelijke huishouding te voeren, mag naar het oordeel van de rechtbank worden verwacht dat zij meer consistente en eensluidende verklaringen afleggen op de eenvoudige vragen die, zoals uit het vorenstaande is gebleken, zijn gesteld. Eiser heeft in bezwaar een toelichting gegeven op de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referente en gesteld dat hij zich heeft vergist bij het afleggen van een aantal verklaringen, maar verweerder heeft die toelichting van eiser onvoldoende mogen vinden, omdat eiser daarmee de hierboven weergegeven tegenstrijdigheden niet heeft weggenomen.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank hoeft verweerder aan de door eiser overgelegde stukken, zoals hierboven in 5.1.1 weergegeven, niet de waarde toe te kennen die eiser eraan gehecht wenst te zien. Die stukken bieden geen inzicht in de motieven die hebben geleid tot de relatie die eiser en referente stellen te zijn aangegaan en de innerlijke aard van de relatie en kunnen daarom niet afdoen aan de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referente.
5.4
Verweerder heeft in het bestreden besluit ook in ogenschouw genomen dat eiser en referente op een aantal onderdelen gelijkluidend hebben verklaard. Zoals de Afdeling in bijvoorbeeld de uitspraak van 6 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2434) heeft overwogen, mag van een vreemdeling en een referent worden verwacht dat zij over belangrijke gebeurtenissen in hun leven, ook al hebben die zich reeds lange tijd geleden afgespeeld, meer eenduidige verklaringen afleggen. Hoewel uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiser en referente op onderdelen gelijkluidend hebben verklaard, waaronder hun beider verklaring dat het initiatief tot de samenwoning van eiser en referente bij referente lag en dat zij met elkaar hebben gesproken over het krijgen van een kind en over het sluiten van een huwelijk, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser en referente op essentiële punten verschillend hebben verklaard. Omdat dit, zoals blijkt uit het hiervoor in 5.1.3 tot en met 5.1.13 overwogene, op een aanzienlijk aantal onderdelen in hun verklaringen is gebeurd, heeft verweerder aan de tegenstrijdigheden in die verklaringen terecht zwaarder gewicht toegekend dan aan de overeenkomsten daarin.
5.5
Gelet op het vorenstaande, en in aanmerking genomen dat het op de weg van eiser ligt zijn gestelde relatie met referente aannemelijk te maken, bestaat geen aanleiding verweerder alsnog op te dragen de hiervoor in 5.1.1 genoemde getuigen over hun kennis over de door eiser en referente gestelde relatie te horen.
Moest verweerder eiseres in bezwaar horen?
6. De rechtbank volgt eiser niet in het aangevoerde dat verweerder hem in bezwaar had moeten horen. Verweerder heeft zich, gelet op het hiervoor overwogene, terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden van bezwaar is de rechtbank van oordeel dat uit het bezwaarschift zelf al aanstonds blijkt dat de bezwaren van eiser ongegrond zijn en dat redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie.
Conclusie:
7. Verweerder heeft zich gelet op het vorenstaande terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een schijnrelatie die is aangegaan met als enig doel het in de Verblijfsrichtlijn neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten, waarop anders geen aanspraak kon worden gemaakt. Verweerder was daarom niet gehouden eiser het gevraagde document te verstrekken.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
9. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. Omdat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist, is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 17/12372,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 17/12370,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.S. Zwerwer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: FZ
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.