In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], de bewindvoerder van zijn zwakzinnige zoon [X], en [gedaagde sub 1] cs, een zorgonderneming die zorg verleent aan [X]. De zaak betreft de executie van een vonnis van de kantonrechter, waarbij [eiser] was veroordeeld tot betaling van een bedrag van bijna € 30.987,05 wegens huurachterstand. [eiser] vorderde in kort geding schorsing van de executie van dit vonnis, stellende dat hij niet persoonlijk aansprakelijk is voor de huur, aangezien hij de huurovereenkomst als bewindvoerder van [X] had gesloten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] inderdaad niet persoonlijk kan worden aangesproken voor de betaling van het bedrag waartoe hij als bewindvoerder is veroordeeld. De rechter stelde vast dat de executie van het vonnis enkel de vermogensbestanddelen van [X] kan treffen en dat er geen executoriale verkoop van de woning van [eiser] kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter schorste daarom de executie van het vonnis jegens [eiser] persoonlijk en verbood [gedaagde sub 1] cs verdere executiemaatregelen te nemen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde sub 1] cs in gebreke blijven.
De uitspraak benadrukt de rol van de bewindvoerder en de bescherming van de belangen van de rechthebbende, in dit geval [X]. De rechter heeft de kosten van het geding aan [gedaagde sub 1] cs opgelegd, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ondanks mogelijke hoger beroep.