ECLI:NL:RBDHA:2017:13401
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.L.E. Bakels
- M.M. Meijers
- I.J.K. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod wegens crimineel verleden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Veiligheid en Justitie, thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in Marokko, had een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, die op 25 januari 2017 door de verweerder met terugwerkende kracht is ingetrokken vanwege een reeks van veroordelingen voor misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tussen 1986 en 2016 onherroepelijk is veroordeeld voor 68 misdrijven, wat heeft geleid tot een totale gevangenisstraf van 161 maanden. De rechtbank heeft de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod van vijf jaar beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Vreemdelingenbesluit 2000 en het EVRM.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning terecht was, omdat de eiser na 1 juli 2012 opnieuw misdrijven had gepleegd. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordeeld en geconcludeerd dat de persoonlijke belangen van de eiser niet opwegen tegen het algemeen belang van de Nederlandse samenleving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij serieuze pogingen heeft ondernomen om zijn gedrag te verbeteren en dat zijn banden met Nederland zijn overschaduwd door zijn criminele verleden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zowel ten aanzien van de intrekking van de verblijfsvergunning als het opgelegde inreisverbod.