ECLI:NL:RBDHA:2017:13388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van politieambtenaar wegens plichtsverzuim door bezit van nepvuurwapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder). Eiser was disciplinair gestraft met onvoorwaardelijk ontslag vanwege zeer ernstig plichtsverzuim, omdat hij in strijd met de Wet wapens en munitie (Wwm) nepvuurwapens voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat eiser zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, wat verweerder bevoegd maakte om hem te ontslaan. Eiser had in beroep aangevoerd dat de nepvuurwapens eigendom waren van zijn zoon en dat hij deze had willen vernietigen, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen reden was om het plichtsverzuim niet aan te rekenen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was in verhouding tot het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7513

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 november 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.W. Kuijper),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Allaart).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 17 december 2015 disciplinair gestraft door hem onvoorwaardelijk strafontslag te verlenen vanwege zeer ernstig plichtsverzuim.
Bij besluit van 4 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser was sinds [datum] in dienst bij de politie. Sinds [datum] bekleedde hij de functie van [functie] aan het bureau [plaats] .
2. Op 29 april 2015 is eiser aangehouden ter zake het schenden van het ambtsgeheim, valsheid in geschrift en het handelen in strijd met de ambtsplicht. Op 1 juni 2015 heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt dat eiser ervan wordt verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, schending van het ambtsgeheim, overtreding van de Opiumwet en overtreding van de Wet wapens en munitie (Wwm).
3. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser in strijd met de Wwm twee nabootsingen van een vuurwapen (hierna: nepvuurwapens) voorhanden heeft gehad en meer politiepatronen dan de voor hem toegestane hoeveelheid in bezit had, hetgeen ingevolge de Wwm een misdrijf oplevert. Voorts heeft verweerder aan het plichtsverzuim ten grondslag gelegd dat eiser meerdere malen en in strijd met de ambtseed en de Wet politiegegevens informatie heeft verstrekt, dat hij onvoldoende professionele afstand heeft gehouden in zijn contacten met [contact] , dat eiser een proces-verbaal niet naar waarheid heeft opgemaakt, dat hij in beslag genomen voorwerpen niet conform de geldende procedures heeft gedeponeerd en dat hij zeer onzorgvuldig is omgegaan met dienstwapens.
4. Eiser voert onder meer aan dat de nepvuurwapens eigendom waren van zijn zoon en dat hij, toen hij tien jaar geleden merkte dat deze zich in zijn huis bevonden, deze in beslag heeft genomen met de intentie om ze weg te gooien of te vernietigen. Eiser betreurt dat dit niet is gebeurd en stelt dat hij zich in dat kader goed heeft gedragen zodat geen sprake is van plichtsverzuim. Het merendeel van de nepvuurwapens en de patronen bevonden zich volgens eiser in zijn kluis.
5. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, niet in geschil is dat eiser de nepvuurwapens voorhanden heeft gehad. Zoals volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 april 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1130) betreft het in strijd met de Wwm voorhanden hebben van een nepvuurwapen (voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met een vuurwapen) een misdrijf en levert dat reeds ernstig plichtsverzuim op. Dat eiser de nepvuurwapens tien jaar geleden in beslag zou hebben genomen van zijn zoon is geen reden hem het ernstige plichtsverzuim niet aan te rekenen.
6.1.
Nu eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim was verweerder op grond van artikel 76, eerste lid, van het Barp bevoegd hem disciplinair te straffen.
6.2.
De opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag is gezien de aard en ernst van de in rechtsoverweging 6 vastgestelde gedraging en de betekenis hiervan voor het functioneren van eiser binnen de politie niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser in zijn hoedanigheid als [functie] juist ook toe diende te zien op de naleving van regelgeving zoals de Wwm. Van een functionaris als eiser mag worden verwacht dat hij van onbesproken gedrag is en zich in elk geval onthoudt van het plegen van misdrijven.
6.3.
Het hiervoor bedoelde plichtsverzuim kan de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag zelfstandig dragen. Gelet hierop hebben partijen geen belang meer bij een rechterlijk oordeel over de andere gedragingen die door verweerder als plichtsverzuim aan eiser ten laste zijn gelegd. Aan bespreking van deze gedragingen komt de rechtbank daarom niet toe.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. L.B.M. Klein Tank en mr. A.G.J. van Ouwerkerk, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. Ferment, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.