Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
4.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
eendossier op enig moment heeft weggegooid, en niet dat dit het
origineledossier is geweest. Dat [rechercheur] het originele dossier zou hebben weggegooid is naar het oordeel van de rechtbank ook niet zonder meer aannemelijk. Evengoed is namelijk voorstelbaar dat [rechercheur] zelf slechts beschikte over een
kopievan het originele dossier, en die heeft weggegooid. De officier van justitie heeft daarover ter terechtzitting (onweersproken) aangevoerd dat een dergelijke praktijk destijds niet ongebruikelijk was.
5.Bewijsoverwegingen
neutraleomstandigheid betreft, nu een worsteling binnen zowel het scenario van voorbedachte raad als dat van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling past. In beiden gevallen is het immers aannemelijk dat het slachtoffer zich verzet en er een worsteling ontstaat. Dit betreft naar oordeel van de rechtbank dan ook geen contra-indicatie voor de voorbedachte raad.
nadathaar keel was doorgesneden nog heeft geroepen om haar dochter. Gezien de korte tijdspanne tussen de schreeuw en het aantreffen door [getuige 1] van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl [getuige 1] geen dader heeft gezien, moet de verdachte kort, vermoedelijk binnen enkele seconden, na het schreeuwen door [slachtoffer] de woning uit zijn gegaan. Het is zeer goed voorstelbaar dat de verdachte zich (pas nadat hij [slachtoffer] al dodelijk had verwond) door de schreeuw van [slachtoffer] genoodzaakt zag de woning zo snel mogelijk te verlaten om betrapping op heterdaad te voorkomen. In dit (zeker niet onaannemelijke) scenario is het goed voorstelbaar dat de verdachte [slachtoffer] niet om het leven heeft gebracht in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar wel zijn jas heeft achtergelaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sec de omstandigheid dat de jas is achtergebleven, niet als een contra-indicatie voor voorbedachte raad kan worden aangemerkt.
uit te sluitendat de verdachte in een opwelling heeft gehandeld, merkt de rechtbank op dat het er niet om gaat of iets al dan niet kan worden uitgesloten. Van belang is of er een concrete aanwijzing is dat daadwerkelijk van een opwelling sprake was. Enige feitelijke onderbouwing dat daarvan in onderhavige zaak sprake is, is door de verdediging niet aangereikt of anderszins uit het dossier gebleken. [66]
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.De strafoplegging
9.De vorderingen van de benadeelde partijen
10.Het toepasselijke wetsartikel
11.De beslissing
14 (VEERTIEN) JAREN;
Kunnen ze met zekerheid zeggen dat alleen ik daar was?
Hebben ze dat niet ? dan is het einde verhaal, afgelopen!
Mooi, dat is wat ik nou zeg. Je was met hem meegekomen….
Nee, ik kwam alleen, ik kwam alleen,in het begin