ECLI:NL:RBDHA:2017:12646
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning inkomensafhankelijke combinatiekorting en alleenstaande-ouderkorting in relatie tot inschrijving in de basisregistratie personen
Op 26 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de toekenning van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting. De eiser had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2014, welke door de inspecteur was gehandhaafd na bezwaar. Eiser stelde dat hij recht had op de kortingen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de wettelijke inschrijvingseisen. Volgens de artikelen 8.14a en 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001 moet een kind ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven als de belastingplichtige. De rechtbank stelde vast dat de kinderen van eiser niet aan deze eis voldeden, aangezien zij op verschillende adressen stonden ingeschreven. Daarnaast voldeed eiser niet aan de eis dat één van de kinderen doorgaans ten minste drie dagen per week bij hem verbleef, zoals vereist in artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.