Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Den Haag(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2016, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, waarbij de belastingrente is berekend. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de aanslag en de beschikking gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank.
Belanghebbende, die in 2008 gescheiden is, is co-ouder van twee kinderen die bij beide ouders verblijven. De kinderen zijn ingeschreven op het adres van de voormalige echtgenoot van belanghebbende. Het geschil draait om de vraag of belanghebbende recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting, die volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 vereist dat de belastingplichtige een huishouden voert met een kind dat op hetzelfde adres staat ingeschreven.
Het hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor de alleenstaande-ouderkorting, ondanks haar argument dat co-ouders in aanmerking komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting, ook als de kinderen niet op hetzelfde adres zijn ingeschreven. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.