Op 2 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag in een kort geding uitspraak gedaan over het gebruik van een pand aan de Cilliersstraat in Den Haag door de stichting [gedaagde]. De Gemeente Den Haag, eiseres in deze zaak, vorderde dat [gedaagde] het pand uitsluitend zou gebruiken als bedrijfsruimte, conform de bestemming zoals vastgelegd in de erfpachtakte. De Gemeente stelde dat [gedaagde] het pand structureel voor maatschappelijke doeleinden gebruikte, waaronder als gebedsruimte, wat in strijd was met de bestemming van het pand. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, gezien de klachten van omwonenden over het gebruik van het pand.
De rechtbank concludeerde dat het gebruik van het pand door [gedaagde] in strijd was met de erfpachtakte, die uitsluitend gebruik als bedrijfsruimte toestond. De voorzieningenrechter wees erop dat de Gemeente het recht had om handhaving van de bestemming te eisen, ook al had de vorige eigenaar, stichting [X], het pand ook voor maatschappelijke doeleinden gebruikt. De rechtbank legde [gedaagde] op om het pand uitsluitend als bedrijfsruimte te gebruiken en verbood het gebruik voor maatschappelijke doeleinden, met een dwangsom van € 5.000,- per dag bij overtreding. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente.