Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 juli 2017, met producties 1 tot en met 6;
- het tegen gedaagde verleende verstek.
Rechtbank Den Haag
Op 1 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag in een civiele procedure uitspraak gedaan in de zaak tussen JT International S.A. en Philip Morris Products S.A. De eiseres, JT International S.A., gevestigd in Genève, Zwitserland, heeft de gedaagde, Philip Morris Products S.A., gevestigd in Neuchâtel, Zwitserland, aangeklaagd voor de vervallenverklaring van het recht op het internationale merk SPIRIT, dat geregistreerd is in de Benelux. De gedaagde is niet verschenen in de procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres haar vorderingen baseert op de vervallenverklaring van het Benelux merkrecht van de gedaagde. De rechtbank is internationaal en relatief bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen, aangezien geen van beide partijen in de Benelux is gevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres niet onrechtmatig of ongegrond zijn, en heeft deze toegewezen, met uitzondering van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de gevorderde verklaring voor recht en vervallenverklaring.
In de beslissing heeft de rechtbank verklaard dat het Beneluxwoordmerk SPIRIT niet normaal is gebruikt in de Benelux voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven. De rechtbank heeft het recht van de gedaagde op het merk vervallen verklaard en bevolen dat het merk wordt doorgehaald in het merkenregister. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.150,42, te voldoen binnen veertien dagen na betekening. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.