Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
- de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser;
- de seksuele gerichtheid van eiser;
- de betrapping op zijn werk.
Eiser wordt gevolgd in zijn nationaliteit, identiteit en herkomst. De overige elementen worden niet geloofwaardig geacht.
coming outwordt in dit geval niet aannemelijk geacht. Daarnaast wordt overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser tijdens zijn eerdere verblijf in Nederland niet al naar voren heeft gebracht dat hij homoseksueel is. Eiser wist hoe er binnen de Iraakse/moslim gemeenschap over homoseksualiteit wordt gedacht, hij is na het overlijden van zijn ouders zelf door een streng religieuze oom opgevoed en hij heeft er vanwege zijn culturele achtergrond en angst bijna nooit over gesproken, maar hij, volgens zijn eigen verklaringen, in Nederland zijn homoseksuele geaardheid heeft leren accepteren. Gelet hierop is het zeer bevreemdingwekkend dat eiser in 2011 vrijwillig naar Irak is teruggekeerd met de wetenschap dat hij homoseksueel is en dit (in het geheim) zou gaan praktiseren en dat hij geen aanvraag voor verblijf op deze grond heeft gedaan. De omstandigheid dat eiser pas na terugkeer in Nederland een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend vanwege zijn gestelde seksuele gerichtheid, doet daarom verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn relaas is verder van belang dat eiser over zijn gestelde relatie(s) in Nederland ontwijkend, vaag en summier heeft verklaard. Dat eiser, die van 2006 tot 2011 in Nederland heeft verbleven en zich toen al bewust was van zijn homoseksuele oriëntatie, nooit eerder van een LHBT-organisatie heeft gehoord, wordt zeer opmerkelijk geacht en dit versterkt de ongeloofwaardigheid van het door eiser gestelde eens te meer. Van iemand die stelt homoseksueel te zijn mag worden verwacht dat hij zich verdiept in de rechten van homoseksuelen in het land waar hij de bescherming van inroept. Ten slotte wordt nog overwogen dat het bevreemding wekt dat eiser, die stelt zijn geaardheid geaccepteerd te hebben, er ook in Nederland niet openlijk voor uit komt. Nu is geoordeeld dat het niet geloofwaardig is dat eiser homoseksueel is, bestaat reeds hierom twijfel aan de geloofwaardigheid van de betrapping van eiser met [naam 1] tijdens zijn werk als politieagent. Mede gezien de omstandigheid dat eiser weet had van hoe de Koerdische maatschappij over het algemeen over homoseksualiteit denkt, laat staan over een homoseksuele relatie waarbij twee mannen dan worden betrapt, en de omstandigheid dat eiser weet heeft van de strafbaarstelling van homoseksualiteit in de KAR, wordt overwogen dat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser en zijn partner zich dan op gestelde wijze hebben laten betrappen.
“No person may be forced to undergo any form of medical or psychological treatment, procedure, testing, or be confined to a medical facility, based on sexual orientation or gender identity. Notwithstanding any classifications to the contrary,a person’s sexual orientation and gender identity are not, in and of themselves, medical conditionsand are not to be treated, cured or suppressed.”.Psychologische rapporten bevatten blijkens WI 2015/9 geen wetenschappelijke grondslag waaruit geconcludeerd kan worden dat een psycholoog iemands seksuele gerichtheid kan vaststellen.
.
Eiser is bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 december 2015 veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf wegens overtreding van artikel 197 Wetboek van Strafrecht. Eiser is bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 augustus 2012 veroordeeld tot 72 dagen gevangenisstraf wegens overtreding van artikel 300, eerste lid, artikel 287, artikel 45, eerste lid, artikel 302, eerste lid, artikel 304 aanhef/sub 2, en artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Eiser is bij onherroepelijk geworden vonnis van 7 mei 2009 veroordeeld tot 210 dagen jeugddetentie waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren wegens overtreding van artikel 300, eerste lid, artikel 350, eerste lid, artikel 141, eerste lid, artikel 47, eerste lid aanhef/sub 1, en artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Eiser is op 29 oktober 2007 veroordeeld tot een transactie welke is voldaan (transactievoorwaarde: werkstraf) wegens overtreding van artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van het uittreksel JD-online is sprake van een ernstig misdrijf hetgeen een zelfstandige afwijzing van de aanvraag vormt. Hieruit is immers gebleken dat eiser bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is veroordeeld tot een gevangenisstraf, dan wel aan hem een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd, en de opgelegde straf of maatregel in totaal meer dan 10 maanden bedraagt, en in ieder geval één van de veroordelingen betrekking heeft op een misdrijf dat naar zijn aard een gevaar voor de gemeenschap oplevert. Niet is gebleken dat de gepleegde misdrijven zijn verjaard. Voorts is er sprake van een ‘gevaar voor de gemeenschap’ gezien de aard van de gepleegde misdrijven en de opgelegde straf, nu is gebleken dat eiser meerdere keren voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Eiser heeft onder meer mishandelingen gepleegd tegen personen van de overheid, en openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen personen. Hij is veroordeeld voor ‘overige moord en doodslag’, het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van enig goed dat aan anderen toebehoort, en het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en aantasting van de persoonlijke integriteit. Dat eiser een deel van de misdrijven heeft gepleegd toen hij minderjarig was, maakt dit niet anders, nu hij ook op volwassen leeftijd geweldsmisdrijven heeft gepleegd. Dat eiser laatstelijk in 2010 geweldsmisdrijven heeft gepleegd en nadien niet meer, maakt dit niet anders. Immers, nadien is hij teruggekeerd naar zijn land van herkomst en volgens eigen zeggen pas recentelijk in 2015 weer naar Nederland gekomen.
“6.2. In punt 50 van het arrest Z.Zh. en I.O. heeft het Hof van Justitie uitleg gegeven van het voor terugkeerbesluiten geldende begrip 'gevaar voor de openbare orde', bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn. Op grond van die bepaling hebben de lidstaten de bevoegdheid om wegens het bestaan van een dergelijk gevaar af te zien van het toekennen van een vertrektermijn of een termijn toe te kennen die korter is dan zeven dagen. Om van deze bevoegdheid gebruik te maken, moeten de lidstaten volgens het Hof van Justitie per geval beoordelen of het persoonlijke gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 990,-, te betalen aan eiser.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 495,-, te betalen aan eiser.