Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
mede ten behoeve van haar minderjarige dochter
[naam] ,geboren op [geboortedatum 2] ,
beiden van Guinese nationaliteit,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Gelet op onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 maart 2002 (ECLI:NL:RVS:2002:AE1168), 22 november 2002 (ECLI:NL:RVS:2002:AF2864) en 28 februari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BA1210), heeft eiseres voorts belang bij het in rechte betwisten van de in het besluit neergelegde ingangsdatum. Uit de Vreemdelingenwet vloeit voort dat die datum bepalend is voor het moment waarop aanspraak ontstaat op een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, welke aanspraak in beginsel ontstaat door enkel tijdsverloop. Het moment van ontstaan is dan ook niet afhankelijk van een onzekere gebeurtenis, zij het dat een onzekere toekomstige gebeurtenis dat tijdsverloop kan doorbreken. Daarnaast is een rechtstreeks gevolg van de latere ingangsdatum dat eiseres pas op 4 juli 2016 aanspraak kan maken op voorzieningen, waaronder toeslagen en kindgebonden budget. Eiseres heeft dan ook een concreet en actueel procesbelang.
Indien de vreemdeling reeds eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend welke is afgewezen, wordt een volgende aanvraag niet ingediend dan nadat de vreemdeling schriftelijk, op een door Onze Minister te bepalen wijze, te kennen heeft gegeven die aanvraag in te willen dienen.
1. Wanneer een persoon een verzoek om internationale bescherming doet bij een autoriteit die naar nationaal recht bevoegd is voor de registratie van deze verzoeken vindt de registratie plaats binnen drie werkdagen nadat het verzoek is gedaan.
Wanneer het verzoek om internationale bescherming wordt gedaan bij autoriteiten die wellicht dergelijke verzoeken ontvangen maar naar nationaal recht niet voor de registratie bevoegd zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat de registratie plaatsvindt binnen zes werkdagen nadat het verzoek is gedaan.
De lidstaten zorgen ervoor dat deze andere autoriteiten die wellicht verzoeken om internationale bescherming ontvangen, zoals politie, grenswachters, immigratiediensten en personeel van accommodaties voor bewaring, beschikken over de toepasselijke informatie en dat hun personeel de voor hun taken en verantwoordelijkheden passende opleiding ontvangen alsook instructies om verzoekers te informeren over waar en hoe een verzoek om internationale bescherming kan worden ingediend.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon die een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan, daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om het zo snel mogelijk in te dienen. Wanneer de verzoeker zijn verzoek niet indient, kunnen de lidstaten artikel 28 dienovereenkomstig toepassen.
3. Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten eisen dat verzoeken om internationale bescherming persoonlijk en/of op een aangewezen plaats worden ingediend.
4. Niettegenstaande lid 3 wordt een verzoek om internationale bescherming geacht te zijn ingediend zodra de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een door een verzoeker ingediend formulier, of, indien voorgeschreven naar nationaal recht, een officieel rapport, hebben ontvangen.
hebben ontvangen. Vóór de inwerkingtreding van artikel 3.118b, eerste lid, Vb was dit het formulier model M35-H, zoals ook blijkt uit voornoemde uitspraak van de Afdeling van 13 april 2012. Sinds 1 januari 2014 heeft verweerder daarnaast het formulier model M35-O geïntroduceerd dat - volgens verweerder - geen aanvraag is voor een asielvergunning, maar slechts een kennisgeving van de wens een zodanige aanvraag in te willen dienen. Naar het oordeel van de rechtbank is het formulier M35-O wel degelijk aan te merken als een “door een verzoeker ingediend formulier” in de zin van artikel 6, vierde lid, Richtlijn 2013/32/EU en wordt daarmee het (opvolgende) verzoek om internationale bescherming geacht te zijn ingediend. Immers, met het formulier M35-O heeft eiseres aangegeven internationale bescherming te willen en zij heeft het formulier voorzien van haar handtekening. Artikel 6 voornoemd voorziet niet in het vereiste van een aparte kennisgeving als bedoeld in artikel 3.118b Vb, die voorafgaat aan een per formulier ingediende aanvraag om internationale bescherming.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 495,- te betalen.