ECLI:NL:RBDHA:2016:9823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
19 augustus 2016
Zaaknummer
C-09-512068-KG ZA 16-676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie in kort geding tegen de Staat der Nederlanden naar aanleiding van een geschil met de Belastingdienst

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A. Meijer, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën. De vordering betreft een verzoek tot rectificatie van informatie die door de Belastingdienst aan de Zwitserse belastingdienst is verstrekt. Eiseres stelt dat de Belastingdienst onjuiste informatie heeft verstrekt, waardoor de indruk is gewekt dat zij een gespreksverslag heeft ondertekend, wat zij betwist. De procedure is gestart naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Zwitserse belastingdienst, dat vragen had over de belastingaangifte van de broer van eiseres, de heer [A]. Eiseres heeft in haar aangifte een vordering op [A] opgenomen, maar de Belastingdienst heeft vragen gesteld over deze vordering en een hoorgesprek gehouden. Eiseres heeft de Belastingdienst gesommeerd om de Zwitserse belastingdienst te informeren dat zij het gespreksverslag niet heeft ondertekend, maar de Belastingdienst heeft dit geweigerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is bij de vorderingen van eiseres en dat de Belastingdienst niet onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen zijn afgewezen en eiseres is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/512068 / KG ZA 16/676
Vonnis in kort geding van 27 juli 2016
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.A. Meijer te Den Haag,
tegen:
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. R.S.I. Lawant en F.B. Lekkerkerker te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met (nadere) producties;
- de door gedaagde overgelegde producties;
- de op 13 juli 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De belastingdienst heeft van de
Dienst für Informationsaustauschin Steuersachen namens de
Eidgenösschischen Steuerverwaltungvan de
Schweizerische Eidgenossenschaft(de Dienst voor Informatie-uitwisseling in belastingzaken namens de federale belastingdienst van de Zwitserse Bondsstaat) (hierna: de Zwitserse belastingdienst) een rechtshulpverzoek ontvangen op grond van artikel 26 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (hierna: het belastingverdrag).
2.2.
Dit rechtshulpverzoek was ingegeven door vragen van de Zwitserse belastingdienst aan de (Nederlandse) belastingdienst over de belastingaangifte van de broer van [eiseres] , de heer [A] (hierna: [A] ), omdat de Zwitserse belastingdienst daaruit had afgeleid dat een overeenkomst van geldlening zou bestaan tussen [eiseres] en [A] .
2.3.
Bij brief van 2 juli 2015 heeft de belastingdienst aan [eiseres] vragen gesteld over de in haar aangifte inkomstenbelasting over 2013 opgenomen vordering op [A] . In de brief staat, voor zover hier van belang en letterlijk geciteerd weergegeven:
“In de door uw cliënte mevrouw [eiseres] , bsn [nummer 1] ingediende aangifte over 2013 is tot de waarde van de bezittingen in box 3 een bedrag gerekend van € 384.558 onder de noemer ‘overige vorderingen en contact geld’.
Hoewel de definitieve aanslag over dit belastingjaar reeds is vastgesteld met dagtekening 4 maart 2015 heb ik aanleiding gevonden om een nader onderzoek in te stellen naar hetgeen op dit onderdeel in de aangifte is vermeld.
Ik verzoek uw cliënte de volgende informatie te verstrekken:
- Een specificatie van het bedrag van € 384.558;
- Een specificatie van de vordering(en);
- Een kopie van de schriftelijke overeenkomst(en) waaruit de vordering(en) van uw cliënte blijk(t)en;
- Een toelichting van uw cliënte op de oorzaak van de leenovereenkomsten indien en voorzover deze niet voldoende duidelijk uit de overeenkomst zelf blijkt.
(…)”
2.4.
Nadat [eiseres] de gevraagde informatie aan de belastingdienst had verstrekt, heeft de belastingdienst haar bij brief van 6 augustus 2015 meegedeeld dat er een verschil was geconstateerd tussen de waarde van de door [eiseres] in haar belastingaangiftes opgenomen vordering op [A] en de waarde van de schuld zoals blijkt uit de informatie van de Zwitserse autoriteiten. [eiseres] is daarbij om een nadere toelichting gevraagd.
2.5.
Op 21 september 2015 heeft ten kantore van de belastingdienst een zogeheten hoorgesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [X] en de heer [Y] , namens de belastingdienst, en [eiseres] , daarbij bijgestaan door een vriendin, mevrouw [B] . Van dit gesprek is door de belastingdienst een gespreksverslag opgemaakt. Hierin staat, voor zover hier van belang, vermeld dat [eiseres] heeft verklaard i) dat zij de leningen aan [A] heeft verstrekt omdat hij na te zijn ontslagen niet meer in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien, ii) [A] , afgezien van een eenmalige betaling van
€ 2.000,--, nimmer op de leningen heeft afgelost, iii) [A] tot op heden niet in staat is om de aflossing en/of de rente te voldoen en ten slotte iv) dat [eiseres] de geleende bedragen niet formeel wil kwijtschelden omdat de Zwitserse fiscus dan zou kunnen stellen dat sprake is van schenking en [A] daarover belasting dient te betalen. Onder het gespreksverslag staat vermeld:
“Voor gelezen en akkoord:
Plaats Datum
……………….. ………………..
Naam en Handtekening
…………………………………..”
2.6.
De belastingdienst heeft het gespreksverslag op 15 oktober 2015 aan [eiseres] toegezonden met het verzoek om daarop te reageren en het gespreksverslag ondertekend retour te zenden.
2.7.
Bij brief van 11 november 2015 heeft de advocaat van [eiseres] op het gespreksverslag gereageerd. Hij heeft daarbij onder meer aangegeven dat van een schenking geen sprake is en voorts dat [eiseres] van mening is dat “(de essentie van) de door haar gegeven toelichting niet in voldoende mate in het concept-verslag is weergegeven”.
2.8.
Laatstelijk bij brief van 23 december 2015 heeft de belastingdienst hierop gereageerd en [eiseres] tot 19 januari 2015 in de gelegenheid gesteld tot het geven van een (slot)reactie.
2.9.
Op 15 januari 2016, nog voordat [eiseres] de hiervoor bedoelde (slot)reactie had gegeven, heeft de belastingdienst in antwoord op het Zwitserse rechtshulpverzoek een Duitse vertaling van het gespreksverslag en een Duits opgestelde begeleidende brief naar de Zwitserse belastingdienst verzonden. Onder de Duitse vertaling van het gespreksverslag staat vermeld:
“Selbst gelesen, genehmigt und unterschrieben:
Ort Datum
……………….. ………………..
Name und Unterschrift
…………………………………..”
2.10.
De advocaat van [eiseres] heeft de belastingdienst gesommeerd om – kort gezegd – aan de Zwitserse belastingdienst te kennen te geven dat [eiseres] het gespreksverslag niet heeft ondertekend. De belastingdienst heeft dit geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te veroordelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis aan de Zwitserse belastingdienst een brief te doen betekenen met daarin een door [eiseres] voorgestelde rectificatietekst, inhoudende:
“Naar aanleiding van en met verwijzing naar onze brief aan u d.d. 15 januari 2015, in uw dossier met nummer [nummer 2] inzake [A] (Schweiz) [eiseres] (NL) delen wij u nog het volgende mede:
Bij onze brief voegden wij een vertaling van een gespreksverslag dat door de Nederlandse Belastingdienst aan mevrouw [eiseres] is toegezonden (Brief van 6 augustus 2015).
Wij hebben nagelaten te vermelden, dat mevrouw [eiseres] dit gespreksverslag niet voor gelezen en akkoord heeft ondertekend. Onze brief aan u geeft mogelijk de onjuiste indruk, dat die ondertekening wel zou hebben plaatsgevonden.
Die indruk willen wij hiermee rectificeren.”
Voort vordert [eiseres] de Staat te veroordelen om een afschrift van deze brief en een gewaarmerkte kopie van de betekeningsstukken binnen 24 uur aan de advocaat van [eiseres] ter beschikking te stellen, een en ander met veroordeling van de Staat in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – aan dat in het aan de Zwitserse belastingdienst verstrekte vertaalde gespreksverslag, in het bijzonder met de in 2.9. geciteerde frase, de onjuiste indruk wordt gewekt dat [eiseres] het gespreksverslag heeft ondertekend. De Zwitserse belastingdienst gebruikt het gespreksverslag in een procedure tegen [A] en gaat ervan uit dat [eiseres] met de inhoud van het gespreksverslag akkoord is, terwijl [eiseres] deze van meet af aan heeft betwist. De belastingdienst heeft aldus onjuiste informatie aan de Zwitserse belastingdienst verstrekt. Dat is onrechtmatig en dient door de belastingdienst middels de voorgestelde rectificatietekst bij de Zwitserse belastingdienst te worden rechtgezet. [eiseres] meent dat de handelwijze van de belastingdienst in deze kwestie ook meer in het algemeen onzorgvuldig en onrechtmatig is geweest. Zo heeft de belastingdienst jegens [eiseres] ten onrechte de indruk gewekt dat het onderzoek zich richtte op de juistheid van de belastingaangiftes van [eiseres] terwijl het in werkelijkheid ging om de uitvoering van het rechtshulpverzoek van de Zwitserse belastingdienst. Artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bood daarom geen grond om van [eiseres] inlichtingen te verlangen. Verder heeft de belastingdienst ten onrechte geweigerd aan [eiseres] inzage te geven in het rechtshulpverzoek. Ten slotte verwijt [eiseres] de belastingdienst dat het gespreksverslag aan de Zwitsers is verstrekt nog voordat [eiseres] de haar geboden gelegenheid tot het geven van een slotreactie had benut.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Allereerst is aan de orde de vraag of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter gaat aan het door de Staat in dat verband gevoerde verweer voorbij, omdat het voor een vordering in kort geding vereiste spoedeisend belang in voldoende mate volgt uit de stelling dat het gespreksverslag reeds thans door de Zwitserse belastingdienst wordt gebruikt in een procedure tegen [A] .
4.2.
Kern van het geschil is de vraag of de belastingdienst bij de Zwitserse belastingdienst de (onjuiste) indruk heeft gewekt dat [eiseres] het gespreksverslag voor akkoord heeft ondertekend. De voorzieningenrechter beantwoord die vraag ontkennend. Daartoe is allereerst van belang dat vooralsnog uit niets blijkt dat de Zwitserse belastingdienst op basis van de aan haar verstrekte stukken in de procedure tegen [A] daadwerkelijk de stelling inneemt dat [eiseres] met de inhoud van het gespreksverslag heeft ingestemd. Verder is van belang dat, zoals de Staat terecht heeft betoogd, uit de bedoelde stukken ook niet blijkt dat [eiseres] het gespreksverslag voor akkoord heeft ondertekend. Noch uit de Duitse vertaling van het gespreksverslag, noch uit de begeleidende brief. De voor ondertekening bestemde ruimte in de Duitse vertaling van het gespreksverslag onder de tekst ‘Name und Unterschrift’, is immers blanco. Weliswaar is dat op zichzelf niet ongebruikelijk in een vertaalde versie van een ondertekend document, zij het dat ook de ruimte onder de tekst ‘Ort’ en ‘Datum’ blanco is gelaten. Als de originele versie ondertekend zou zijn, zouden ten minste wel de plaats en datum van de ondertekening zijn vertaald. Ten slotte staat in de begeleidende brief nog vermeld:
“Frau [eiseres] hat dann einen prozessbevollmächtigten Anwalt beauftragt, der auf den Sitzungsbericht reagiert hat. Dieser Prozessbevollmächtigte behauptet, es handle sich hier nur um eine uneinbringliche Forderung und nicht um regelmäßige Schenkungen.”Aldus is ook op die plaats voldoende tot uitdrukking gebracht dat [eiseres] zich niet kan verenigen met het standpunt van de belastingdienst dat sprake is geweest van periodieke schenkingen in plaats van geldleningen. Conclusie is dat reeds op grond van het voorgaande geen grond is voor de door [eiseres] gevorderde rectificatie.
4.3.
Hetgeen [eiseres] overigens over de in haar ogen onrechtmatige handelwijze van de belastingdienst heeft aangevoerd zal de voorzieningenrechter onbesproken laten, nu [eiseres] ter zitting hierover heeft toegelicht dat een en ander uitsluitend is aangevoerd om de achtergrond van de zaak te schetsen en niet ter onderbouwing van haar vorderingen.
4.4.
Slotsom is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. [eiseres] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.435,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 619,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat [eiseres] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op
27 juli 2016.
MvE