Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
De algemene veiligheidssituatie
provincieBagdad, en niet zozeer de
stadBagdad. Delen van de provincie Bagdad, de zogenaamde Bagdad-belts, zijn door verweerder weliswaar aangemerkt als 15c-gebied, maar het onderscheid tussen de provincie en de stad Bagdad is relevant, omdat in gebieden in de provincie, anders dan in de stad Bagdad, wordt gestreden door en tegen ISIS.
Uit de door eiseres overgelegde informatie is niet af te leiden dat thans in Bagdad meer burgerslachtoffers te betreuren zijn dan ten tijde van genoemde uitspraak van het Upper Tribunal. De rechtbank vindt hiervoor bevestiging in de op de door eiseres aangehaalde website van Iraq Body Count gepubliceerde cijfers (www.iraqbodycount.org/databse/recent).
Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft opgemerkt is de door eiseres overgelegde informatie gebaseerd op het ambtsbericht, betreft het informatie uit rapporten die als bron bij de totstandkoming van het ambtsbericht zijn betrokken, dan wel verschilt die informatie niet wezenlijk van hetgeen in het ambtsbericht is gerapporteerd. Verweerder heeft tevens terecht verwezen naar APPENDIX A “Documentary evidence before the Upper Tribunal”, die is gevoegd bij de uitspraak van het Upper Tribunal, waaruit blijkt dat het merendeel van de bronnen overeenkomt met de bronnen die door VluchtelingenWerk Nederland worden aangehaald in de update van januari 2016.
Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat zij haar Nederlandse partner mee kan nemen naar Irak en aldaar met hem in het huwelijk kan treden. Eiseres ziet niet in waarom zij zou moeten trouwen als zij dat niet wil. Zij kan niet gedwongen worden een huwelijk te sluiten alleen om zich te conformeren aan de Iraakse samenleving en cultuur. Van de partner van eiseres kan niet worden gevergd dat hij zich als sjiiet vestigt in een soennitische wijk.
Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 8 EVRM en de belangen van haar kinderen, heeft verweerder terecht verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 22 januari 2015, waarin onherroepelijk is geoordeeld dat het tegen eiseres uitgevaardigde inreisverbod niet in strijd is met artikel 8 EVRM, en waarbij de belangen van de kinderen zijn betrokken. Eiseres heeft in dat verband geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren gebracht, die tot opheffing van het inreisverbod hadden dienen te leiden.