ECLI:NL:RBDHA:2016:8776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
AWB 16/14943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank bij inreisverbod in meeromvattende beschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. W.P.C. de Vries, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, welke door verweerder bij besluit van 27 juni 2016 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod opgelegd aan eiseres, dat voortvloeide uit een eerder terugkeerbesluit. Eiseres maakte bezwaar tegen het primaire besluit, maar verweerder stuurde het bezwaarschrift enkel voor het inreisverbod door naar de rechtbank voor behandeling als rechtstreeks beroep.

De rechtbank oordeelde dat zij onbevoegd was om het beroep tegen het inreisverbod te behandelen, omdat dit in een meeromvattende beschikking was opgenomen. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank benadrukte dat rechtstreeks beroep tegen een inreisverbod alleen mogelijk is als dit in een zelfstandige beschikking is opgenomen. Aangezien het inreisverbod onderdeel uitmaakte van de afwijzing van de verblijfsvergunning, diende het bezwaar tegen het inreisverbod ook via dezelfde rechtsmiddelen te worden behandeld als het bezwaar tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning.

De rechtbank verklaarde zich derhalve onbevoegd om het bezwaarschrift van eiseres te behandelen voor zover dit betrekking had op het inreisverbod en stuurde het terug naar verweerder voor verdere behandeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/14943

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2016 in de zaak tussen

[eiseres],te Amstelveen, eiseres,
(gemachtigde: mr. W.P.C. de Vries),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 27 juni 2016 (het primaire besluit) de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning afgewezen en voorts eiseres een inreisverbod opgelegd. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 7 juli 2016 heeft verweerder het bezwaarschrift alleen voor zover het betrekking heeft op het inreisverbod, aan de rechtbank doorgestuurd ter behandeling als rechtstreeks beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Het primaire besluit bevat een beslissing op de aanvraag van eiseres van 8 februari 2016 en daarnaast een inreisverbod naar aanleiding van een terugkeerbesluit van 10 augustus 2012 op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Dat betekent dat verweerder heeft gekozen om een meeromvattende beslissing te nemen als bedoeld in artikel 27, eerste en vierde lid, van de Vw 2000. Verweerder heeft dus niet gekozen om het inreisverbod in een zelfstandige beschikking neer te leggen.
3. Enerzijds moeten, indien het inreisverbod onderdeel uitmaakt van een meeromvattende beschikking als bedoeld in artikel 27 van de Vw 2000, tegen het inreisverbod dezelfde rechtsmiddelen aangewend worden als tegen de afwijzing van de aanvraag vanwege de wenselijkheid van concentratie van rechtsbescherming. Dat geldt ook voor de situatie dat het inreisverbod niet volgt uit de afwijzing van de aanvraag. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW9111.
4. Anderzijds staat alleen dan rechtstreeks beroep bij de rechtbank open tegen een inreisverbod dat is opgelegd op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, als dat is uitgevaardigd in een zelfstandige beschikking. Dit volgt immers uit artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder g van de Awb in samenhang met de Regeling rechtstreeks beroep (bijlage 1 bij de Awb) aanhef en onder ‘Vreemdelingenwet 2000’ en onder d.
5. Het gevolg van het voorgaande is dat geen rechtstreeks beroep openstaat bij de rechtbank tegen de bezwaren van eiseres voor zover die zijn gericht tegen het inreisverbod dat in de meeromvattende beschikking is opgenomen. De rechtbank verklaart zich dan ook kennelijk onbevoegd om het doorgestuurde bezwaarschift voor zover gericht tegen het inreisverbod te behandelen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd;
  • stuurt het beroepsschrift van eiseres voor zover het betrekking heeft op het inreisverbod aan verweerder ter behandeling als bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht
van € 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van A.M. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.